J O A N 39 N I S S W A M M E R D A M M I I «
Metamorph. nat. Experim. quadragefimo &
fexto, de Apibus narrat ,• quaeque' deinceps
multae leilionis V i r , D. de Mey, in adnotatio-
nibus fuis, vera effe adfirmat : isliquido vide-
b i t , jpfum, quamvis caeteroquin res fuas ex-
cufabilem in modum proponat, ibi tamen eo-
usque perturbatum atque ab omni ordine alie-
num effe ; ut narracio ejus nec fabula fane
dici queat, nec jocacio, fed inordinata dunta-
xat verborum congeries ; Bombylios enim ,
Crabrones, & Apes penitus ibidem inter fe
confondit. E il hinc, quod, praeter figuras,nihil
fere aeilimem in Goedartii operibus : quan-
quam & hae ip fae , ut ut dubio procul ad viv
a exempla defcriptae fin t , haud careant vi-
tiis admodum notabilibus, Verumtamen er-
rare humanum e ft , nec vel a me ipio alie-
num: quapropter op orte t, ut nofmet mutuo ,
alter alterum, in viam reducamus , remoti in
van fyn Metam. Nat. in de fes en veertigjh on-
dervindinge van de Byen f e g t , ende \het geen
de beleefen de Mey nadcrhant in fyne aan-
teekeningen komt toe te ßemmen, foo fa l men be-
vinden, hoewel hy anders fyn faaken verfchonelyk
Voor fielt, dat hy aldaar foo verward ende fonder order
is, alfoo hy de Hoorntorrens, Horfeis ende Byenonder
een mengt, dat fyn verhaal aldaar nog voor een
fabel, nog voor een klugt kan pajfeerenwant bet
niet anders als een onordentclyke ’t famen rabbeling
van Woorden is ;waarom ili haafiniet van Goedaart
als fyne figuuren hoogagte 5 hoewel 00k die,
niet tegenßaande fy fekerlyk \ naar ’t leeven gete-
kent fy n , haare merkelyke misßagen hebben. Dan
dwalen is menfchelyk, bet kan my meede gebeu-
ren , waarom men malkaar onderregten , maar niet
overheeren moet; ten fy men moetwilltg de waar-
alter alterum,in viam reaucdiuuù , heid kwam te verduyßeren,.alwaar dan ?g eenr iverterim
a libidine in alios dominandi. A t ficubi fchooning meer is.t Maar het was te wenfchen,
_ . 1 r r. J.. C.l-Pe holrhrpPDPtt. h/lnflPde
induftria quis veritatem obfufcare non da
bitaverit ; is nullam fane veniam meretur.
Optandum tarnen fo r e t , ut Goedartius ipfemet
fua defcripfiflet. Illi vero ad véritatem accei-
ferunt propius, q u i, naturam Apum Marium
accuratius cognofcentes, eos vocaverunt Nobiles
; quandoquidem revera e s vulgarium Apum
laboribus viclitant, iimulque nobiliore, raitiore
& teneriore, quam hae, indole pollent: quod
enim Mares fuo incubatu reliquas Apes exclix-
dant, aeque diflu infanum e i t , ac ridiculum
cbgitatu. Ovula fane Apum, quae ereftaItane,
nec dimoveri debent, nec poiTunt fine laefio-
ne: tantum abelt, ut queant incubarb Adde,
quod, Ovulo in cellulam nondum exaedifica-
tam repofito , Apiculae id incubiturae nuilus
concedatur locus, quo proprium fuum corpus
componat: praeterquam , quod haec ipfa tune
remoram injiceret, atque inevitabili impedimento
foret reliquis Apibus operariis, quando
hae cellulam ejusmodi perficere adgrederen-
tur. Quodfi vero Ovum calore tandem ma-
turavitj tune tenerrimus inde & perpufillus
excluditür Vermiculus , qui nequaquam xncu-
batu, fed jugi perpetuaque nutricatione eget:
atqui non Mares folum, verum & Foemella,
buie quoque operi praeltando impares funt.
Quin & hue accedie, quod -Vermiculi, cum
fatis comederunt, modo deinde in loco calido
haereant, fponte , absque caloris ab Apibus
communicati adminiculo , in Nymphas, hae-
que in Apes mutentur : quemadmodum proprio
meo in cubiculo, aliquot etiana diebus a
Septemdat
Goedaert fyn dingen felfsbefebreeven hadde.
Firftemdiger fyn de foodanige, geweefi, die de
Marmekens der Byen> als haar natuur beeter ten“
milde, Jankers ende Edden genoemt hebben , m
dat fe waarlyk van den arbeit der gemeene Byen
leeven, ende ook edelder, fagter ende teerder van
aard fyn,als defelve. Dan datfe de andere Byen
fauäen uytbroeden, is alfoo mal om te Jeggen, als
belachelyk om te denken. JVant bet Èy dir Byen ,
Op een eynd ftaande, kan nog mag niet geroert
worden, fonder te kwetfen, ik laat ftaan dat het
gebroeit fou binnen worden. Doet hier by , dat
als het Ey in een otivolbout Huysken gefet i s , dat
dan ook de Bye om het Ey te broedm geen plaats
fou kunnen vinden voor fyn eyge lichaam; hehal-
ven dat hy ook inde weeg,en ecnmvermydelylbe-
letfel fm fyn i wameer de andere WerByen het
Huysken finden vol timmeren. En als het Ey
m al door de warnte uytgebroeyt is , foo Is het
een feer teer ende kleen Wurmken, dat niet gebroeit
, maar gefiaadig ende geduurig gevoet moet
worden, daar de Marmekens niet alleen , maar
ook het Wyfke ' te gtlyk onbekwaam toe fyn.
Doet hierby, daté Wurmen,als fegenoeg gegeten
hebben, ende dan maar warm ßaan , dat f e dan
ook, fonder eenige wannte der Byen, van felfs in
Popkens veränderen i en die in Byen: alsik omirent
een groot getal deefer Wurmen in myn eyge Karner
,
geptembris initio praeterlapfis, hinc noflibus
jamjam frigefeentibus, circa xnfignem g g g g I Vermicuiorum numerum xpfe exper-
tus. Imo vel eoufque expenmentum hocce
mihi fucceflit: ut in aliquxbus cellulis, quas re-
fignaveram, ipfos jamoculos Nymphae niuta-
ri viderim , atque ex limpidiöre candido m
elegantem , fed pallidulum, colorem purpureum
tranfire:, prmia e fi muta
tionbtabilis, qmm Nympha fubin Id xpfum
etiam in Bompyliö , quem Qoeddrtm fub nomine
Apis defcriplit, dbfervavx, _ _
Probe autem animadvertendum neic eit ,
399
mer, felfs eenige daagen diep in September, ende
wameer de nagten kOut fy n , ondervonden hebbe*
Gaande ditfoo verre, dat ik in eenige, dieik ontfe-
gelt hadt, fe lf i de Oogenin het Popken al hebbe fieti
veränderen, ende uyt een beider wit in een fcboon'y
maar bleekagtig purper Vergroeyeti, dat de eerfle
aanmerkelyke verandering omtrent bet Popken is. e le g a n t e m , ie d p a in a u ium , r , . J . ö 1
eum tranfire: quae quidem prinia eit m u t a - J hebik ook in den Hommel gefien, dat eygentlyk
N-wmrtha fobitv Id ipfom ^ Q oedaer(; befchreevefi.
neic e i t , .A..l.h...i.e..r.. ..i s hu .w el aan te merken *y hoe wonderx
— . Alvparihus 1 v 1^ warm het in de Korven der Byen is , ende
quod tarn mirificus detur in P^m jyiel tUm! ^at f eVs f ° ° dat dok den Honing in
calor, ipfa etiam bruma ae^ien ? ^ 1 die tyt nog tefiolkn ofte tre verdikken9 ofte ook te
tm ttnm m m M m H 1 1 H i 3 1 m granula , id ^ - t j f nar:nb AH_ Byen te weynig fyn. Doet hier by, dat de Byen
op ’t midäen in den Winter, als fy vrugtbaar fyn9
ook haare Jongen daar door voeden, broeden, ende
warm maaken , gelyk f e haar ook malkander daar
door verwarmen. Het welk ik niet en wtet, dat
eenige byfondere In f cSt en ooit doen, felfs niet de
Horf eis) Wefpen, ende de Horfels o f Hoorhtorren,
de Wefpen ende Hommelen o f Bommelen, dewel~
ke alle even gelyk de Fliegen ofte fommige Kapel-
lekens j geheel van de km des Winters bevangert
worden, ende dien gahfeben tyt oVer haar als dan
niet roeren ofte beweegen, gelyk fe obk niet en ee-
ten, o f eenige vuyligheden loofen. Dat ook fommi-
ge Wyngaartßakken en andere* foorten derfelve gerneen
is , de welke alfoofe op die tyt door lang
vaßen van vuiligheden dan gefuyvert fy n , voor
een goet voetfel verßrekken-,
Het Wurmken van de Bye , op de gefiide wyfe
uyt fyn Ey voortgekomen fynde, ende een teer
Vliesken afgeleit hebbende, foo moet het , als ge-
fegt is, gevoet worden, maar alfoo het nooit van de
plaats wykt} daar het in fyn cellekenin geplaatßisj
I gelyk de andere Wurmen der Infetten die kruipen
o f verdragen worden, doen j Soo heeft dit Wurmken
een Foetßer van nooden , en bet welk werk
ende moeyelyke fo r g , de Werkbyen dan op zig
neemen , voedende, koeßerende en opbrengende dit
Jong 9 tot het van een kleene Wurm als een ßip-
keny in een groote , en ten laatßen in een Popkent
en foö in een Bye komt te vergroeyen * op welken
ingranuid, #*• - j -
u b i paucioresjullo Apes forte adfuenne; Ad-
de quod A p e s ,. ficubi foecundae font, media
etiam hyeme Progeniem fuam melle
nutriant, foveant , & calfaciant , imo &
mutuum inter fe calorem eadem opera con-
fervent. Id vero haud feio aliis ullis Infeètis
proprium effe ; namque vel ipfi Crabrones ,
Vefpae, & Bombylii perinde, ac Mufcae,non-
nullique Papiliones, hyberno frigore penitus
rigent, & omnihoc tempore nec fe movent,
nec lòcum mutant, neque vel alimenti quid-
piam affumunc, vel aliquid faecum excernunt.
Simile quid etiam in nonnullis Cochleis vinea-
rum aliisque Cochleafum fpeciebus obtinet,
quae, cum fob id tempus, diutiirni ope jéju-
nii, ab exerementis repurgeiitur * in probi nutrimenti
cibimi cédunt*
Vermiculùs A p is , memoratùm in modum
fuo O vo exclufus , tenéraque pellicula exutus,
deinceps, prout dixi , nuiriri deber» Verum
quandoquidem is nunquàm, liti alii aliorum In
feftorum Vermes j qui reptant aut aliorfum
transferuntur, ìocutti ilium, quo in fua cellula
femel repofitus e i l , mUtat ^ hinc nutrice opus
eli huie Vermiciilo : dujus quidem laboriofae
curationis provinciam in fe fufcipiunt Apes
òperariae, quae foetum huncce tunc nutrican-
tur, fovent, atque educunt eousque j donee is
e minimo, puniti initar, Vermiculo in ma-
jjoorrcemmi ,, ttaannda eemmqquueé iinn lii\yymmpphi iàamu i ,, & fid por- -w.... — 0 j - x
ro in Apem accrefcendo mutbtur : quo termino 1 tyt het noie g rooter wort. Want dé Bÿen verobtento
deinceps hatxd amplius magnitudine \firgen hOure Wurmen, met alfoo grooten moeyti
X , r 1 . 1 t 1„1. o t WÊÊ Anrralmie Ae bnfl- ■ Ap «Mlfp. te n tiaa~ àugétur» Apés fané hàud minore labore, atque
follicitudine , quotidie viitum comparant
fuis hifee Vermibus,ac Aves fois Pullis. Idque
ut fiat maximo pere neeeffum e l i: quandoqùidem
en forg , dagelyks de koß, op de wyfe ten naa-
ß en by , als de Fogelkens haare Jongen doen:
het welk ook ten uyterßen nootfakelyk is , alfoo de
Byewurmen niet eer haare Huyskens verlaateny
I i i i i V00J'