pfuros afceant, faciantque, u t ,f i qui forte ta-j
men illaberentur, Apes hos ope friftionis, cum
plumatis fuis Pediculis inftitutae, quä Mufcae
etiam ad fefe abftergendum uti folent, canto
facilius rurfutn everrere poflint : unde Pili hi
Apibus Palpebrarum vel Superciliorum quafi
loco infervire videntur. Exiftimaveram pri-
mum , nonniii longaevas Infe&orum Ipecies,
cujusmodi Apes font, talibus Pilis gaudere: ac
vero poftmodum obfervavi, haud eos Apibus
adeo efle proprios, quin & in aliis multis In-
fe&orum fpeciebus reperiancur. Sic inter aha
in coloratis Papilionibus diurnis eos invent:
inveni eosdem quoque ifuper Apis Goedartia-
nae Oculo; qui tamen memoratis hisce Pilis
haud totus undequaque te&us e f t , fed ovatum
faltem orbem iis coniitum oftendit. Apem,
cujus modo mentioneni feci, Goedartius in primae
fuae partis experiment fecundo defcnbit:
begin verbeelde, datfe alleen in dat foort der InfeUtfi I
waaren, die lang leefden , als de Byen doen; die I
beb ik näderh'ant bevonden, dat niet parliculier in I
de Byen waaren, wänt ik fe ookin veel andere foor- I
ten van InfeSten geobferveert heb; als onder andere I
in de gecouleurde Dagkapellekens :.foo heb ikfe. ook I
op bet Oog van de Bye van Goedaard gefien, dan I
in dewelke bet heele Oog met de gefeide Hayrkens I
niet bedekt i s , maar daar is alleen een ovael- I
agtige krifig van hayrkens opgefet. De aangt- I
roetde Bye befchryft Goedaart in fyn eerfie deel, I
de tweede ondervinding; dan hem nauw onder- I
zoekende, foo fa l men bevinden, dat het niet als I
een Strontvlieg is,met twee Vleugelen alleen war-
fien, ende die alle jaaren op de/ehe wyfe ftant*-
vaßig voorkomt, groeyende uyt een Wurm mettin I
lange fiaart, en bebbende feer kleine pootkens, I
die in de meft bakken en fekreeien gevonden wort.
Hy is onder de vierde foort van de natuurelyke
veranderingen in leedemaaten ; daar de Byen in
tegendeel onder de derde order fy n , gülykikin
myn vorige genoeg heb aangeweefen. Maar ik
gaa Over tot het Drupevlies, dat het tweede Flies
van hei Oog is , füllende van de andere drie pat•
ticuliere Oogkens beneeden iets feggen.
quam tamen fi accuratius quis examinat, de-
prehendet non nifi Mufcam elfe ftercorariam,
duabus tantum alis inftruftam , 8c quotannis
eodem penitus modo conftanter provenientem.
Provenit autem e Vermiculo longa cauda, &
minutiflimis pedunculis , praedito , in fimetis
atque latrinis reperiundo; perdnetque ad quar-
tum Ordinem naturalium in membris Muiatio-
num: Apis contra Ordini tertio acCenfendus
e ft ; quemadmodum ante fatis indicavi. V e rum
confero me ad defcriptionem U v ea e ,
quae altera eft Oculi Tunica. De reliquis tribus
Ocellis fmgularibus infra nonnulla profe-
xam.
Sicubi Cornea Tunica ab Oculi interioribus
amovetur; mox in confpe&um prodit Tunica,
quae U v e a efle videtur.'. Haec igitur heic in
Infefilis minime fundüm Oculi occiipat, fed
fuperficiei proxima e f t ; neque uspiam , titi in
Animantibus fanguineis obtinet, perforata cer-
nitur: ut hinc ea jp fa impediment fie , quo
minus radii lucis altius, quam per folam tantum
Corneam , intra Oculum penetrare que-
ant. Quo tempore Cornea ab Oculis aufertur,
plerumque fimul cum ea opaciorem quandam
materiem, quae Corneae perfpicuitatem & cla-
ritatem penitus toliit, abduci obfervamus: ma-
teries ifthaec diverfo gaudet in variis Infe&is
colore *, in Apibus faturate purpurafcit; in aliis
Infe&is viretj in aliis caerula e ft; in aliis nigra
; in aliis iterum eleganriflima fuperbic variorum
colorum , venufte & amoene per Corneam
transparentium, miftura. Attämen hoc
nonoifi in Corneae fuperficie interifa, qtfa U-
1 - vea
Als men het Hoörnvlies vdn het inwendig Oofc
afligt, foo ontmoet men dadelyk , foo het fchynt,
het Druyvevlies, dat hier in de InfeSten dan mit
in de grond van het Oog , - maar in de Opfer-
vlaktefou gevonden worden , fonder eenige per jo-
rdtie, als wel in de bloetryke Dieren plaats heeft,
ende alfoo verhindert het, dat er g e e n e 'ßraalen ver-
der, alsdoor hei Hoornvlies allein,binnen paßreit-
Op die tyt, als men het lioornvlies van de Oögeii1
afligt, dan foo fiet men gemeenelyk , dat er een
donkerder fubßantie met het felve wort afgetrok-
ken, die de doorfigtigheid ende de beiderheid van het
Hoornvlies geheel belet. Deefe fubßantie is vaii een
verfchillige couleur in de InfeSten: ln de Byen tt
hy donker purper; in andere InfeStengroen'- inan"
dere blaauw: in andere fw a r t: in andere weit
met gemengelde ende feer aardige couleurenbefet $
.XX.
vea Corneáe proxime , absque intermedió,
adhaerefeit, eft videre. Caeterum utraque
hujusce materiei, Uveam conßituentis, pars,
& quae Corneae cavae intus adplicaca e f t , &
quaè Oculi interioribus edamnum adhaerens
öbfervatur, utplurimiim fubatro. gaudét colore,
H2>.
atque fimiliter digiccfs tàngéntis inficit, ac,
quod in noftra äliörutnque Animantium Uvea
datur, atrum pigmentum : hinc vero eft ,
quod, uti ante memoravi, Corneae peripicui-
tas ab hac materie obfufcetur. U n d e , ut Cornea
translucida reddatur, -oportet penicitìi aut
chartae in acumen convolñtae adminiculo di-
ftam materiem prius abftergere. Quodfi Mufcae
Caput complicatàm inter chartàm comprimís
j purpureum inde colorem, qui effufo
Uveae pigmento debetur,charta acquirit. Ve-
rumtamen feifeitabitur forte quispiam , quodfi
materies ha&enus deferipta tantum videtur
Üvea Tunica e f le , nec revera eft ; quidnam
igitur de illa ftàtuenduni fit ? Huic egö reipon-
deo, materiem hancce nihil effe àliud , qùam
fuminos ápices defraótarum quarundam Fi-
brarum, quae proxime fub Cornea collocatae
funtgg: namque, quod probe animadverten-
dum é f t , nulli penitus ita diéti humores uspiam
in ulla Oculi parte heic inveniuntur :
quamvis CI. Hooke, ob fufficientìum experimen-
torum defeélum, in Libella eos iìbi imàginari
vel ideo etiam tanto magis fuerit coàélus ;
quumnullus ipil alius fuccurrebat modus, quo
Infeótorura vifus ratio explicad poffet. Quid-
quid demum hujus rei f ic , pars ifta Oculi A-
pum colorata certiffime in ufum Uveae ve-
nit.
. Statini igitur fub ifthac Üveátotidem cònipi-
ciuntur Fibrae, qU0t dìvifionibus Cornea aut
Oculus fuperne interftin<ftus eft. Fibrae hàe
quam exafiliflime congruunt Iphaericarum Cor-
ueae divifionum cavitatibus : hinc etiam extremo
fuperiore hexagonae funt & latae, at in
e io gracilìores, infra tandem , qua deiì-
* af u.m*natae I ómnes interim longitiidi-
> era tie , latitudine & màgnitudine pro-
S f f i Um aequalibus gaudent. Circa margines
amen extremosque Oculi finus, & qua Cor-
ConjunSitur > Fibrae hàe nonriihil
ut i ? 6 r nt m ^ PaaII° breviores videntur :
Í Ü uPerne » qua Corneae dìvifionibus
• inferni ^ntUrj maJt0 ^ craffióres b h , quam
** tur • ref** ^Ua fi^ibus fuis inter fe coadunan-
rem im er?Qt H Ü ^ere Pyraniidem fexangula-
erfam , fupra craffam & Jatam ; infra tewelke
door het Hoorrivlies cierelyk ende aangenaam
döorfchynen. Dàn dit ïs niet te zten als in de bin-
rienße fuperflcié dès Hoornvlîes, alwaar bet Druive-
vlies onmiddelyk tegèns het Hoorrivlies aahfit. Anders
is het deel deefer fubßantie van bel DrÜyvénvlies,
foovan binnen in het Höornvlies, als dat, ’t vSelk men
op ’t binnenfle van ’t Oog nog fiet vafl fe ßiten, gerne-
nelyk donker coUleitrig , verwende de vingefen,
gelyk ‘bit fwart des Druyvevlies ook in 'ons 'en de
andere Dieren doet, 'ende, als gefegt belettende de
doorfigtigheid van het Hbornvlier. Waarom men
dan met een Penfeelken, o f fiuksken fcherpte fa -
men gerolt papier, om het Hoornvlîes doorfigtig te
maaken, deefe fubßantie daar eerfielyk moet afdàen.
A ls men het Hooft der Vliegen tuffen gevouwen
papier drukt yfoo korni daar èen purpere couleur vpÿ
dat de vogtige deelen des Druivèvlies fyn-. Maar
mögt ièmant vràagen , foo deefe fubßantie het
Druyvevlies fchynt te fyn yen egt'er nict en is, weet
is fe dan ? Hier op fa l ik anîwoorden , dat deefi
fubßantie niet anders 'en is , als het opperflè van
eenige afgebrooke Vefels, dk onmiddelyk onder het
Hoornvlîes geplaafi fyn g g , waht, daar wel op té
letten i s , daâr en fyn gânfch geen vogtigheeden in
het ganfchk Oog, àls de Heer Hooke fig , door gc-
brek van genoeg famé ondervindingen, omtrènt de
Rombout heeft moeten inbeelden : te meer, alfoo hy
anders geen middel en fag , om het gefigt der InfeSten
te expliceren. Wat er van fy , dit gecouleurd
deel van het Oog der Bye heeft feekerlyk het ge-
bruyk des Druyvevlies-.
Ohmiddelyk dan onder drt Druyvevliesfyn foo M
Vefels te fien, als hetHoomvlies enhet Oog vanbo-
venen verdeelingCn heeft: deefe Vefels flüyten heel net
in.dehollighedenvan defpherifche verdeelingen van
het Hoornvlies'. Haar figuur van booven'ents feshoe-
kig enbreet, in V midien dmder,iii ’i eynde fpits:
voorts fyn fy haafi altimaalvan e'ene langte, dikte,
breetU ende grootte ; aah de fanden\ o f kanten, ende
de uyterfie bogteh van V Oog,en daar het Hoornvlies
niet hSt Hooft tereenigt , fyn deefe Vefels 6cri weinig
krom geboogen , en fy fchynen daar wat kor-
ter. Soo datfe dan om hoog, daar f e in de verdeelingen
van bet Hoornvlies fiuyteh, veel dikker van
maakfel fyn h h i als Snder i , daar f e met haare
eynden te filmen geVoegt worden ; waarom hadt
ßruStüur haafi als een omgekeerde fe s bockige Pyramide
is , boven dik en breet, ende onder dun en
fpits: Koinende alfoo om de bogt b f het gewelffei
Ü 1 ¡ 1 1 von