I 9JBI 1 .
*Duo V a fc u la in co g n ita , quaè r in f it iu s
quosdam co n v o lu ta , j u x t a V è n t r i -
culum con fp ic iun tu r.
a. a. Duo T u b u li, quos pro Sacculis T extoriis
habere quis poííét.
b. Eorum principium , perquam anguftum ,
verfus cerebrum àdfcenaens.
c. c. L o cu s , qùò hi Tubuli dilatantuf.
d. Extremi eorum fines acuti , qui inferius
prope Inteilina caeca inferuntur.
Fig. VI .
. Cor.
s.a. Cavus Cordis canaliculus.
b. b.b. Sic. Mufculi utrinque ad latera Cordis fi-
t i , hocque dilatantes.
Fig. vii.
1 Cerebrum S> Medulla.
a. Cerebrum.
b.b. Medullae fpinalis principia.
c. Medullae Nodulus primus.
d.d. Duo Nervorum paria, ex Medulla ìplà or-
tum ducentia: quod quidem ter obtinet.
e. Medullae Nodulus alter.
/. Lo cu s, quo Medulla quartum dividitur,ma-
ximamque efficit rimam, infra Nodulum ter-
tium.
g.h. Quartus & quintus No d u li, cum fimpli-
eibus Nervis inde prognafccntibus.
i.k.l.m.n. Sextus, feptimus,o6tavus, nonus &
decimus Noduli Medullae, una cum qua-
tuor N e rv is , qui è fingulis prorumpunt.
o. Undecimus & ultimus Medullae Nodulus,
Ñe rvos, q uosemittit, oftendens.
TAB. XXXV. Explicatia
Fig. i.
Tex turn Erucae > in Aureliam ubiturae.
a. Textum E ruca e, in quod haec ultimi fui
Crurum paris unguiculos defigic, capiteque
dein deorfum inclinato lie pendula manet.
b. Tertius & quartus Thoracis Annuii, qui (anguine
Sc aere, ablconditas Alas Sc Crura di
latantibus, notabiliter difpanduntur.
c. 0 £to intermedia Crura, quae fenfim cutim
mutant, tandemque verfus Caudam detru-
duntur.
i. Primus Crurum ordo, quae itidem exuvias
politura, 5c fupra fc mutuo fernet convolutu-
ra funt.
Fig. I I .
Membra Fapilionis futuri, quae Jiib cute
accreverunt & recondita fuerunt.
«•<*. Duae ejus Antennae, five C a n i c u l a .
b.b. Duo
W EM
Twee onbekeride Vaatkens, die in ee-
nige bogten haar neiFens de Maag
vertoonen.
a. a. Twee pypkens, die men voor de fpinbeurskcns
fou kunnen aanften.
b. Haar begintfel, dat feer naauw « , en om hoog
naa de Herfenen loopt.
c. c. De plaats, daar fy gedilateert worden.
d. Haare uyterße fpitfe eynde, die om laag by de
blinde Darmen haare inplanting hebben.
Fig. vi.
HetHart.
a.a. Het holle pypken van het Hart.
b.b. b.enz. De Spieren aan weerfyden van het
Hart, die het dilateeren.
Fig. v i i .
De Herfenen en het Merg.
a. De-Herfenen.
b .b . De beginßlen van het Ruggemerg.
C. De eerfie Knoop des Mergs.
d.d. Twee paar Senuwen, uyt het Merg felve fpruy-
tende, dat driemaal gefchied.
e. Het tweede Knoopken van het Merg.
f. De plaats, daar bet Merg voor de vierdemaal
verdeelt wort9 en de grootfte fpleet maakt, agter
het derde Knoopken.
g .h . Het vierde ende vyfde Knoopken, met haare
enkelde uytfpruytende Senuwen.
i.k .l .m .n . Het fesde9 fevende^ agtße, negende,
en ttende Knoopken des Mergs, met vier van haare
Senuwen, die uyt yder fpruyten.
ö. Het e lf de ende laatße Knoopken des Mergs, met
fyne uytgaande Senuwen.
T A B . X X X V . V e r k la a r t .
Fig. i.
Het fpinfel van een fiups, die de gedaan-
te van een gulde Pop fal aanneemen.
a. Het fpintfel van de Rups, waar in hy de nage-
len van fyn laatße paar Voeten vafl haakt j en
met het Hooft om laag aan hangen blyft.
b. De derde en de vierde Ringen van de Borfi,
dewelke door het bloet en lugt, die de beßoote
Vleugelen en Bcenen delateeren, merkel)k opge-
fpannen worden.
c. De agt middelße Voeten} die allem ke ns ver veilen
, en dan eyndelyk naa de Staart afgefchooven
worden.
d. De eerße order der Beenen, die meede vervellen
füllen, enßg onderlingop malkanderen fchuyven.
Fig. H.
De aangegroeyde leeden van de toeko-
mendeKapel, onder het vel aangewas-
fen en beflooten geweeft fynde.
a.a. Syntwee Hoornkens.
X a.a. iSy»