I l i
KRU
p i
11
; l ä ;
t i f i w J l i i i ì l
K S i l i ili iW M B I
' i i p
■m H T Ir " "
ili
i l
filli
Tab.
XXXIII.
No. VI.
F ig . I .
élurni membra oftendit. E ft tamèn i£la reprae-,
fentatio in Chryfailide pàullo obfcurior, quam
in Nympha .* haec enim , ùci antea fuo locò
prolixe demonitratum e f t , artus Animalculi,
exuviis poiìtis inde proditurì, quam clàriflime
òculis exponit. Interim quia Chryfaìlis omnia
Animalculi futuri rfièmbra pariter videnda ex-
hibet, atque id ip fum , qùod repraefentat, À-
nimalculum revera e fi; ideo deinceps membra
iilhaec in hacce Chryfailide pariter confpicìen-
da dabo : c.ui fcopo Icon quarta & quinta in-
ferviet.
VI. Dènique eàndem hanc Erucam reprae^
lento, uti in Chryfalliclem primo mutata , po-
itremis deinde exuviis fuis depofìtis, tandem
in Papilionem Notturnum Marem abiit. Hanc
formam ubi femel indeptà funt haec Animàlcu-
la , deinceps nunquàm amplius crefcunt aùt
mùtantur ; fed foli tantummodo generazioni in-
cumbunt ; prout in fequentium figurarum ex-
plicationibus paullo manifellius exponam. ln-
terea hoc in Mafculo elegantia, quibus is gau-
d e t , Cornicula a a , Corpufculum tenue & pu-
fillum b , quatuorque Alas cc , quibus Foemella
ejus deftituta eft > exhibètì;
Fìg. f i
Primùm Ovum Papilionis Nofilurnì, de quo
a g im u s , magnitudine au6là heic repraefenta-
tur. Purpureus in eo annulus, foveàe nonnul-
la e , atque inaequalitatés, depifita cemuntur,
quibus id ab aliis Ovis omnibus féfe notàbiliter
clillinguit. Pradtérea in medio edam nonnihil
(ìnuatutìi e li hoc Oviim: quo fit, ut ibi loci
velut perforatimi & patulum appateat, quando
abfque microfCopìo confpicitur;
Fig. 11.
Idem Ovum nude exKibeó, prout in duas pat-
tes diffraóhim, atqué ab incoia fuo dereliftuni
eli. Quum enim id , haud aliter ac Ovum Gal-
linaceum, duro conflet Cornee ; hinc minime
in unum eonvolvitur, aut tanquam membraiia-
ceum integumentum, abftrahiturj ut in Fói-
micarùm & Apum Ovis fieri folet: imo vero
ab Eruca, quam inv eftit, dentatae inftar te-
ftae divellitur,divulfumque*deferitur. Attamen
haud omnibus hifee Ovis ifte fiffionis modus
communis eft: proiit enim Corticis duritiesfive
renixus major minórve eft • ita .edam Teftae
dereliiìae magis minusve a deferipta forma re-
cedunt. Quocirca confpicere hinc dàtur, quam
variis modis Infeéla primas fuas pelliculas five
tunicas exuant atque relinquant : quod quiaem
plurimis fpeciminibus facile comprobari poÌTet.
Fig.
’t geen alle de leedematen van een toekotnenfo
Nagtkipel vèrtoont : dan mat duyfterder als ||
Pop doet, die de leeden van het Dier, dot daariy
fa i verteilen , feenemaal klaar vertoont fah hk
vooren op fyn pladts omfiandig is aangeweejn
Egter, cdfoo de Guide Pop alle de leeden vank
toekomende Dierken meede vertoont, en dat hè
het Dierken .felve is , dat het vertoont, foo fal jj
defelve leeden vervolgens meede in defe Guide Pip
aanwyfen, ’t geen ik in de vier de en vyfdefiguio
V I . Eyndelyk vertoon ik nahet afgebeeldehip.
ken , foo. als het ten laatfien tot een Mannctja
Nagtkdfel vergroeyt is; naa dat het tot een Gulk
Pop eerßelyk vergroeyt was geworden, en mm
fyn laatße huyt heeft a f ge legt. Naa welke ty
defe beeskens dan mit meer aanwaffen nog wanderen
, maar haar alleen tot de voortteeling Wjjk
ven. Dat ik nu in de verklaring der volgende ji-
guuren wat nader fa l uytleggen. Ondertußbm
foo vertoon ik indit Manneken fyne cierlyke Hoorn-
kens, a a fyn dm ende kleen lichaam b, en voortsfy.
ne vier vleugelen c c 9waarvan het Wyfken bemß
ih
Fig. t.
Eerßelyk foo wort het Ey van de tegensmordi•
ge Nagtkapellekens hier in hetgroot vertoont, mi
op men een purper ringeken, ■ eenige hollig - en ®
effentheeden afg ebeelt fie t; waar door het van allem,
dere Eyerkens merkelyk onderfcheydenwort. Vangdj
ken foo is öok dii Eyerke, in het midden wat ingt-
bogen, waar door het figs in fyn ndtuurelyke groof* ’
te vertoont, als o f het op die plaats doorboort eak
open was.
Fig. i r .
DitE y wort vervolgens afgebeelt, boe het tun
twee ßukken is opengebrooken en afgeleyt: wati
alfoo het even als de fchaal van een Hoendvr ey,
uyt een har de Schaal befiaat, foo wort het niet je
een gerolt, mg als een vUefigdekfel afgeßrooj>t,gdf
de Eyeren der Mieren ende Honingbyen gebeurt'
maar het wordvan het Rupsken, dat het bekleet
eentandige potfeherf van een gefcheurt ,en foo
laaten. Egter foo is deefemanier van openfptytH\
niet ordinair aan alle deefe Eyerkens, want net
dat de tegenßant of.hardigheid van de Schaalmeet
o f minder is ;foo wyken defe verlaate Scbaalth0!1
meer o f minder van de afgebeelde gedaanti af. Sot
.dat men hier uyt fien kan,wat onderfcheyt
is , tuffchen het vertaten en afßroopen man ac t ‘
f le huyskens ofvlieskens der InfeSten, daarnfflr
veele vöorbeelden van fou kunnen bybrengeit.
ü
§ 1 1
P f !
flg. IV.
Bg.V.
h vi:
Fié- Fig. I I I . .
Tertio modum oftendo vquo ifthaec O va ipfi i Ten derden foo vertoon ik de manier , op wefke
Texto adglutinantur: quade re paullo poft non- defe Eyeren op het fpinfel felve vafi gekleeft worden;
waar vanik nihil accuratius ?gam. Patet heic etiam, quali een weynig laager nog wat omforamine
Papilio Noiturnus, e texto proreptu-
rus, exitum fibi paraverio
Fig. IV .
Quarto membra Papilionis Maris omnia in
: ìpfa Chryfailide repraefentantur : uti funt
a Bini in Capite O cu li, fub quibus,inTho-
[ race, proxime inter Crura fuperiora, fita cer-
nitur Probofcis.
bb Antennae fuis cum tégumentis e fitu naturali
diftrattaé.
I cc Sex Pedes itidem è lócis fuis dinioti.
I id. Superiores (& iuferioreS A la é , étiamnìim
| naturaliter compofitae.
I e Annuii Ventris, in quibus nonnulli obfer-
I vantur pili cuticula fua exuti : id quod circa il-
I los etiam pilos, qui in Capite confpiciuntuf ,
I locum habet.
fig . V.
I Omnia haec membra in Papilionis Foémiriae
Chryfailide heic pariter exhiberitur :ita tamen,
i ut e naturaii fua difpofitipne five fitu per artem
I non fint dimota. Élucefcit autem inde, quod
I Chryfallis Foemina a, Chryfailide Mare tribus
I modis difcrepet : primo nimirum quoad Cornua;
I turn ratione Alarum 5 tertio magnitudine atque
I craffitie corporis : verum in explicatióne Iconis
I fextae iilhaec qlarius patefient. Porro id heic in ,
I memoriamrevocandum e ft, quod haec membro^
I nun compofitura, quantum vis diverfa fit, haud
I tamen unquam inter Chryfallides variorum Ih-
feftorum effentiale, utajunt,difcrimen prodti-
cat, fed tantummodo accidentale, in brevitate
vel longitudine, aut magnitudine & parvitate
membrorum fitum. Praeterea etiam ànimad-
vertereoportet, ifthanc Chryfallidem,&, quod
mutata cute inde provenic, Animalculiim ne
minima quidem alia dote a fe mutuo dilcrepa-
re, nifi folo ordirle atque difpofitione membrò-
fum; utpotequae in Chryfailide aliter, aliter
IH f CU^° » five ipoliata luis exuviis
ry a i e , digefta iunt: quod quidem ieduio
lane notandum eft.
p Fig. VÌ .
o quam fub No. V I . Papilionem Marem,
U l i ^ e^ ant^ us fills Corniculis, gracili fub-!
S m C^ UfC.U,° m ^uatuor expanfis Alis , dearfiK
n«,6 l i iam *n foemella quoque eos ipfos
hibeo -16* ’ aC lonS e im p e r fe itio re s , h e ic ex -
Ul^ 0 - nimirum —
a a Duo
ßandiger fpreeken fa l: men fiet ook, wat opening heb
1 Nagtkapelleken' daar in gemaakt heeft,als hetdaar
buyten is geb‘oopen.
Fig. IV .
Ten vierden foo worden alle de leeden van de
Mannetjes Kapel in fyne Guide Pop afgebeelt .* Als
a De twee Oogen in het Hooft ,waar ondermen
op de Borfi, effen tuffchen de bovenfic Beenen,de
Snuit fiet.
b b De Hoornen met haare bekleefeien, buyten
haar ßtuatie geboogen.
c c De fe s voeten, meede uyt haar plaats geligt-,
d d De bovenße ende onderfic Vkugelen, die ih
haare natuurelyke fchikking gelaaten fyn.
e De Ringen des Buiks, waar op men eenige
hayrkens fiet j die verveltfyn, dat meede in de
hayrkens, die op het Hooft gefien worden,plaats heeft,
. , I Fig. V; .
Alle defelve leeden 'worden hier in de Guide Pop
van de Wyfjes ICapel meede vertoont; behalvendat
fe door de kunfi niet uyt haare natuurelyke fchik-
' hing o f plaats fyn geboogen geworden. Alwaar men
dan f i e t , dat defe Wyfjes Guide Pop op driederley
manier verfchilt van de Mametjes Guide Pop 5
als voor eerfi omtrent de Hoornen, ten tweedenom-
trent de Vleugelen, en ten derden in de grootheid
ende de dikte van het lichaam ; dan dat fa l klaar-
der blyken in de verklaaring van de fesde figuur,
Voorts.foo moet men fig hier wel erinneren, dat
defe fchikking van leeden, hoe verfchillig fy i s , nooit
een wefentlyk onderfcheyt tuffchen de Guide Pop van
het eene o f het andere Dierken komt te maaken\
maar alleen een toevallig, dat in de körte ( f langte
, o f ook in de grootheid en kleenheid der leede-
maaten bqftaat. Waar by men ook wel in agt
nemen moet * dat defe Guide Pop, en het Dierken, jf
geen door de vervelling daar uyt voortkomt, niet
het aldergeringfte van malkanderen verfchillen, als
alleen in de order van de fchikking der leedemaaten9
die anders in de Guide Poj>, en anders in het Dierken,
o f de vervelde Guide Pop geplaatfi fyn: daar
men neerftig op moet letten.
Fig.' V I .
Het Mannekens Kapelleken ,by N°. VI. vertoont
geweift fynde, met fyn twee cierelyki Hoornen, fyn
dunfuktid lichaam, en fyn vier uyt gefpanne Vleuge-
len , foo vertoon ik nu alle defelve leedematen in bet
W y fbn , maarop een beel gebrekkelykemanier,als
D d d d dd d a a b i .
¡ B f i B