V-±
tia e , exiguae, plumofis e fquamulis conflatae,
fimilique m od o , ac reliquae omnes Papilio-
num fquamulae plumatiles , fabrefaótae : nequáquam
enim verae funt plumulae, quae miríficos
illos atque elegantismos Alarum colores
producunt, fed fquamofae pocius particulae, pe-
tiolis fuffultae. ' Aldrovandus hanc Papilionum
fpeciem quoque depiélam dédit, & nomine
Tineae Alveorum infignivit.
Scifcitari jam quis p offet, quaenam fit rat
io , ob quam Apes Vermículos hosce five L u pos
, qui ipfarum opificium eousque peflum-
dant atque abliguriunt, fuis in Alvearibus tolerant
? Idque vel tanto magis paradoxum vi-
detur, quandoquidem Apes ipios fuos Mafciilos,
fub finem Augulli, interficiunt, horum Alas Den-
tibusfuis confringunt, eosque ex Alveari exportan
t, ñeque vel tum etiam miflbs faciunc,
nifi poitquam penitus fuerint interemti : quin
ne alienas quidem A pes, nec ipfos etiam Crabrones
, fua in Alvearia admittunt. V e r um in
promptu e ll hujusce quaeftionis folutio : prae-
cipua enim ratio in eo confia it, quod Foemella
turn vel ilerilis fit j vel fatis multa non pariat
Ovu la , adeoquehaud, u t ip a r e f t , Apum numerimi
multiplicet j aut mutilata forte, manc
a , Alis deilituta, aliove quodammodo labe-
faólata fit. Hisce evenientibus quum Apes
vulgares nullis gaudeant Vermibus, quos a-
lant, quorum v e domunculas aedificent ; aut
etiam, ficubi Alveare forfan, ob parciorem A -
pum inhabitantium numerum , lpatiofius e l l ,
quam ad e a s , earumque Progeniem, capiendas
requiritur ; ut ideo Proles fupremam faltem
Alvearis partem occupet : tunc A p e s , omnem
munditiei atque nitoris fuorum domicjliorum
confervandi curam abjicientes, vitam agunt in-
curipfam, defidem , & irregulärem , nec nifi
perparum quoque Mellis colligunt : quin ft Mares
turn temporis in Alveari dantur, hos etiam
mipime interficiunt : quandoquidem enim,
praeter fui ipfarum aliturgm , nihil habent cu-
randum , & omni affeftu, quo alias in Prolis
fuae confervationem feruntur, veluti exfolutis
nimio plus etiam temporis fuppetit ad evolan-
dum, fibique ipfis profpiciendum ; ideo , fine
ulla quafi folicitudine, perquam inordinate vi-
vu n t, Mafculosque itidem nonnun quam in multarci
usque hyemem fuperftites relinquunt.Prae-
terea ante difiii Papiliones quoque aliquando
inferne fubrepunt in Alveare j ut Ovula fua intus
in Ceram deponere queant': id quod praeci-
pue cötitingit, cum Apum Cultores inferiorem
A lne
verheventheeden, die. uyt pluymige fchobheketa I
beflaan, ende in maakfel m$t alle de andere fty, I
mige fchobbekens der Kapellekens over een koomen-1
want het eygentlyk geen veerkens fyn, die de cou. I
¡euren der Fleugelen maaken, maar het fyn fchoh. I
agtige deelkens, op fleelkens ftaande, die baan I
verwonderlyke ende cierelyke coulcuren uytma,
Deefe foort van Kapel hccü Aldrovandus nteit I
gekent, waaromhy hem noemt de Mot der Bye-kom. [
Men fou hier nu kunnen vraagen , waarom et |
Byen deefe Wurmen c f Wolven in haare Kmn I
dulden, nademaal fy ;haar werk foo Jeer bedem [
ende verßinden ? Te meer fou men dit kunnen vras- [
gen, nademaal fy de Mannekens der Byen felvtt I
in ’t laatfi van Augufius komen om te brengm, I
die de Fleugelen inet haare fanden te breeken, er I
de uyt de Korven te drangen, fonder haar dan wg I
te verlauten, voor dl eer fy heel gedood ende m-
gebrogt fy n , ja terwyl fy ook geen vremde Bp,
ofte ook de Horfels feh e in haare Korven mllen I
toelaten? maar hier op valt feer ligt te antm•
den, alfo de grootße reeden befiaat , in dat btt I
Wyfken o f onvrugtbaar i s , o f geen Eyeren gt- [
noeg fety ende alfoo geen Byen genoeg aanfokt,oftt I
ook dat het verminkt, lam ende fonder Fleugelen is,
ofte anderfins kwalyk gefielt. Als deefe dingen I
gebeuren, foo dat de gemeene B,%en geen Wurmen
te voeden hebben, ofte ook haare Ifyyskent
op te bouwen, ofte anderfins dat pok de $i
door dien de Byen daar te weinig in fyn, m
als te wyd voor haar ende haar Bröetfel is, p I
welk dan boven in den Korf geplaatfi wort",
foo laten fy de forg van haare woriingerifchw I
ende fuyver te houden vaaren, ende leiden alfoo tn I
onagtfaam, luy, ende ongeregelt leeven , |fp§ I
derende in die tyt ook feer weinig Honings | f l I
ook Mannekens op deefen tyt in den Korf fyn, M I
en brengen fy dan ook niet om , want fe niet lt,
äoen hebbende als haar fe lfs te voeden, ende w»
alle moed om haare Jongen te befche/men $
flagen weefende , ende ook meer als te Qwft
hebbende om uyt te vliegen, ende haar, felfii!
verforgen; foo leeven f e als fonder alle agW
ken in groote onorder ; foo dat dan fointfs
Mannekens tot al verre in den Winter komen
te blyven, en dan foo kruypen ook deefe
kens van onderen w.el in de Korf, om bflor
in *t Wafch te fetten; wanneer de ßyenhouders &
rant van de Korf aldaar niet digt maken, ||
Ì ^jyearis marginem accurate ubique obturare
i nedigunt i qtiamvis vel ipfae etiam Apes non-
I nunquam hujusce rei curam gerant. Ubi igi-
tur Cultores Apum ejusmodi quodam maio gra-
vari Alveare vident - qùod facilè v idere, imo
etiam praevcnire'poiTunt,modo Alveare fubin-.
de invertant &perluilrent-j tunc ipforum eft
1 medeiam- ilU adferre. Lupus quidem Alvea-
I fibus arcetur. Ceram eo infeclam. eftringendo
H aut exfeindendo. Foemella autemfimale habet,
^ \ occidénda eft, Apesque in aliud Alveare effun-
déndae. Qùodfi- vero dein in altero ifthoc
Alveari nimium parcus fuerit Apum numerusj
tria^Alvearia.- in unum cogere , Apes confo-
ciarei, & , novae:confufionis vitandae; gratia,
alteram quoque Foemellaminterficere oportet.
I ScilieetApes vulgares faltem quovis modo ad
[ officium fuum denuo compellendae funt: id
I quod fierffads faeilé poteft ; quum inditam fi-
I bi naturam ducem in eo fequantur, nec alioe-
[ geant magififo. Praeter huncce ex Tineis
I oriundumi Lupum.., alia adhuc dantur Animalcule
Apibus i^fqfta : ita enim Firgilius IV.
Gepfgj,,
Namfaepe Favos ignotus adedit •
Stellid, lucifUgis congefia cubitia Blattis.
Immunisque fedens aliena ad pabula Fucus,
Jut - afperI Crabro imparibus fe immifeuit ar-
mis.)
Ap~ dirum Tineae genus, aut invfa Miner-
vqe.
Inforibus laxosfufpendit Aranea caffes:
I 0^9 niagis exhaufiae fue r int, hoc acrius
omnes
hmnbunt generis lapfi farcire ruinas.
^etvujgata fertur opipione, quod Apes alpe-
I ra % turbida .tempeftate, violent^que, iaeviejn-
I ^ lapillum, pedibus fuis comprehen-
| fepum ferant j ut hujus ope contra ven-
11 a in^ tat^ a^ s vehementiam fefe librent :
^ hunc in modum canic Firgilitis IV.
Neç
LpngiySy
Sed
vero afiabulis, pluvia impendente, rece-t
durit ' -r •
creduta cpelo} adventantibus. Eucircum
tutße f ib moenibus urbis aquan-
tur y ' - 1
tentant., £? faepe L a ß lo s ,
C^ram | f lu.^u jeteante , faburdfyni^
his fife per inania nubila librant.
V e -
wel de Byen dat fomtyts wel felve doen. Weh
ke tekenen dan als de Byenhouders merken, dat fe
met den Korf fomtyts om te keeren ende te befigti-
.gen ligtelyk doen kunnen, en ook wel verhoeden ,foo is
haar beroep dit alles te helpen. De W o lf wort
uyt de Korven geweert, met het Wafch dat daar
meede geinfetteert is daar uyt te breeken ofte uyt-
te fnyden. Het Wyfken foo. het kwalyk gefielt is
moetenfe dooden: en de Byen in een andere Korf
ftorten, en foo daar ook te weinig Byen in die
tweede Korf waren, foo moeten fe van drie Korven
een maaken, de Byen-vereenigen, ende ook het
tweede Wyfken , om een nieuwe confufie te my-
den dooden ; ende alfoo de gemeene Byen weer
tot haar behoorlyken pligt fragten te br engen; het
welke alfoo fe haar natuur daar maar in volgen,
ende anders niet te leeren fy n , ligtelyk te doen is.
Behalven deefe Wolf, die uit Motten fyn oorfpronk
neemt, jyn er nog meer Dierkens die de Byen
kwellen. Virg. IV. Georg.
- Want dikwils a t , eer men het merkte, een
geftarrende Haagdis de raten : een Motkwam
by donker in de cellen fnoepen: de vuige Hom-
mel f a t , en verteerde eens anders koft; o f
de feile Horfel mengde zig met eenen fcher-
pen Angel hier onder; o f een vervloekte Ho-
ningworm kwam ’er in , o f Arachne van Minerva
gehaat ipon haar breed Spinneweb in
de deur. Hoe de Korven meer van onnut
Walch gezaivert z y n , hoe zy.naarftiger zullen
aanhouden, om de a f breuk van haar Jongen
te boeten.
Daar is een gemeen gevoelen, dat de Byen in
hart ende onßuymig weer, als ook fterke ende f e h
le winden, een ficenken tujfchen de pooten fouden
neemen, gelyk als Virgilius IF . Georg. foo po8~
tifeert, om haar tegens de wint ofte de aangedree-
ve lucht te balanceeren.-
Z y zullen, indien het regenen w il, niet ver
uyt haar hol vlieg en,nog, zo er wint ©pfteekt,
zig in de lucht b egeev en, maar digt onder
haar iteeveften veilig haar water zoeken, en
niet verre van honk vliegen, ook dikwils, gelyk
hobbelige fchuicen by onftuimig weder ballaft
inneemen, keikens aanvatten , en zig hier me-
de in de ydele lucht ophouden.
R r r r r r 2, Dari