Tab.
XL1V,
1'ig.lV. b.
Aliquot deinde poil diebus, Julii nimirum
i8v®,eTextis iilis,quae de fabulo exemeram,
ficcamque in ciftellam repofueram, totidem ni-
gras Mufculas prodire b obfervabam. Mufcu-
la haec> microfcopio eonfpe&a, in Caput,
Thoracem , & Ventrem feie divifam mon-
ilrat» Anterins , e Capite ejus, duo exftant
Cornicula , nigra c , ante Oculos collocata.
Thorax > eleganter interftinfilus , Scapulis
fuis adfixas oftendit quatuor Alas membrana-
ceas, quarum inferiores a fuperioribus obte-
guntu r, fimulque omnes corpus operiunt. A-
lae fuperiores permeantibus quibusdäm Fiftu-
lis Pulmonalibus inilruflae , & propemodum
circa extrema fua duabus maculis nigrefcenti-
bus dd notatae funt. Cruraiex imaeThora-
, cis regioni adhaerent c e , articulis & Unguicu-
lo duplici diftìnéta, colore ad nigrum accedente
I I S'
ib .
praedita. Abdomen pariter nigrum erat
atque in annulos fe6lum. Quaedam harum
ceMufcarum Caüdam infuper gerebant, quae-
dam minime.
Caudatae Mares erant ; Foemellae autem
quae Cauda carebant. Quodß Foemellarum
annuii abdominales ultimi verfus pofteriora
exprimebantur / / ; acuminatus inde apiculus
prodibat, qui microfcopii ope follicite exami-
natus inftrumentum exhibebat ferrae limile g ,
duas inter pardculas , cufpidatas , corneo-os-
feas, collocatum b b , hine perterebrandis fo-
liis aptiflimtim: uti infra commemorabo. R e
liquam corporis Foemellae regionem imam con-
templatus, circa Peéluseam albefcere, Crura
autem ejus ibi loci fubrubentia eife , animad
verri.
Qunm vero deinde alterius ejusmodi Foe
meliae Abdomen aperirem -, perfefta ibi O va
inveni, examuflimfimiliaiis,quaein Tuberculis
a me reperta ante defcripfi : ut adeo procul
omni dubio hujusce Mufcae O v a fint, quae in
tra Tubercula deprehenduntur. Mufca haec
fimilis e il indolis, ac illae Mufcae , quae ex
contabefaftis Chryfallidibus proveniunt. Nequ
folummodo e T e x t is , quae in ciftellam inclufe
ram Mufcae prorumpebant: imo vero prodi«
bant etiam e T e l i s , quae humido in fabùio
etiamnum fepultaeerant: ut hinc mortuas quas-
dam tales Mufculas in fabulo jacentes v iderim,
nonnullasque , quae humiditate arenae falcem
obtorpuerant.
In aliis quibusdam Telis , mihi reftantibus,
viventes inveni Mufculas, quae tarn celeriter
inde prorumpebant; ut manus meas fubterfu-
gerint. Aperui etiam Mares hujusce fpeciei,
in-
Eenige dagen Mer naa foo Jag ik | dat uyt fe
JpinfelSydie ik uyt het fa n t genomenhad, en ineen
drooge doos g e liy t, foo veele fwarte Vliegketü
k warnen , dat op den 18 July was b. Dii Vity.
ken, onder een vergrootglas gefien fynde, was in
Hooft , B orfl ende Btiyk verdeelt. Voor aan ba
Hooft h 'eeft het twee fwarte Hoomkens c , die voor
de Oogen geplaatß fyn . D e Borfl | cimlyk
verdeelt| waar aan dat vier vliefige Vleugelen
aan de Schouwerbladen gehegt Jyn : waar van
bovenfle de onderße bedekken, ende die alle het lig.
cbaam. De bovenfle Vleugelen worden met eenm
I doorlopende Longpypen voorflen , en ten maßen by
aan haar eynde bebben fy twee fwartagtige vlah-
kens dd. De Beenen, die onder-de Borfl Jyn, Jyn
fe s in het getal e e , en met articulatien£ en een Na-
gelken, dat dubbelt is , ondeifcbeyden , en van cm-
leur naa het fw art trekkende. De Buyk was meide
Jwart en in ringekens verdeelt. Eenige. hadden
een Staart, andere niet.
Die Staarten hadden waaren de Mannekens,
die geen Staarten hadden, de Wyfkens. Als men
de Wyfkens de laatfte ringen van het lichaam agier
uyt drukte f f , foo kwam daar een ftherp
puntken u y t; en als ik dit forgvuldig befag, foo
bevond ik daar een inflrument ‘als een Saag ge-
plaatfl g , het welk tujfchen twee fpitze boom-
beenige deelen in fion t h h. Soo dat het behiaan
was, om de bladeren door te fleeken., alsikvcr-
volgens fa l foggen. A ls ik het vordere geieelte
van het lichaam des Wyfken van ondereri bejag,
foo was bet witagtig omtrent de Borfi.', en de
Beenkens waaren daar rootagtig.
Wanneer ik m den Buyk van een ander W f
ken opende, foo vond ik daar volmaakte Eyeren
in , dewelke net over een kwamen, met die ik f
de gewaskens befchreven hebt die fonder ßl\e tuf
fe i de Eyeren van dit VUegken, fyn. Dit VH'
ken is van aart, als die Vliegkens die men fyt «
verdroogde gülde Popkens; fie t te voorfcbyn konien-
Sy kwamen niet alleen in myn doos uyt bet ßfc
fe i voort; maar felv e uyt haare fpinfels, die nog w
het vogte fa n t laugen : foo dat ik oök eenige doo
de Vliegkens daar van op het fant Jag
En andere vond ik , dat door de vogtighßd g
het fant verkleumt waaren.
ln eenige andere ffin feis ,d ie ik nog onerig
daar vond ik levende Vliegkens in , deine e
foo gaauw .uyt kwamen , dat J e ^ J.L h ii
Ik opende ook de Mannekens, aaar i
inque bis Genitalia reperi mafculinà : de qui*
bus tarnen multa nunc in medium proferre ne-
queoj quoniam meas circa haec obfervationes
fcriptis haud mandavi. Animalcula ifthaec duplici
ratione mutantur : quando enim con-
tingic, ut Vermeseorum, annojamjam fene-
fcente,in terram demum fubrepant,ibique te-
Jas confidanti Mufcae ex his haudprius, quam
verno tempore anni fequentis^ in lucem pro*
deunt.
DifTecui porro dereli&as ab his Mufcis T e -
las, quas quidem illae modo perquam fingulari
I) effringunt: nam fundulum orbiculatum , oper-
[y '* culodolioli velut fimilem, inde excutiunt i. In
Telisiftis cutem, quam Erucula depofuerat, cum
Nympha fieret, teneramque infuper pelliculam,
quamNymphain Mufcam abiens exuerat, of-
fendi.
Poftquam Erucae Tubercula dereliquerunt}
haec dein penitus exarefcunt , & elapfls inde
aliquot diebus in fernet ipfa prorfus corrugan-1
tur. Quumvero mea eousque procedat cu-'
riofitas, ut omnia ifthaec Animalcula, prout
in variis fuis mutationibus conftituta funt ad-
fervem ; hinc didi'ci, Tuberculä illa in foliis fali-
gnis haudaliter confervàri pofle , praeterquarh
ficcisea arenis , quousque par e i l , replendo ,
tumque fibi relinquendo , donec exficcentur :
quo fafto fabulum facile rurfus de eorum cavo
excuti poteil. Haec brevis eilo defcriptio
maximi hujus atque inauditi in rerum Natura,
miraculi, in quo fapientia atque providentia
DEI Sole meridiano clarius elucefcit.
r n
teel leeden in vondy dan daar van kan ik voor te-
\: genswoordig niet veel Jeggen , dlfo ik daar geeit
notitie van gehouden heb: Deefe Dierkens bebben
eentwederley verandering , want als fy laut in ’t
jdar tn de aarde kruypen, en àldaar fpihnen , fon
komen deefe Vliegen eerfi in het voor jaar voor den
QUO MODO IS TO R UM A N IM A LCU -
LORUM O V U L A IN T R A SA L IC IS
FOLIA P E R V EN IAN T .
IUi, qui Naturae arcanorum Scrutatores ad*
pellantur, concorditer omnes exiitimant, cuil-
«os iltos obfcuriores generationum modos putredini,
humiditatis cura calore jUnftae fobo-
tanquamcaufae, effe adfcribendos : quam
HB— I ip fo quoque lapides
■ i ficubl ^¡»advertunt i nonuulla ex
t o W Pr T mre- In te r im > V ” * f™e
¡ ■ I H ffierecur, nullo vel argudemoaftra
° ’ '[e le ,Perlln™ t0) adfertum iftud
opinione 16 nt> Bon n‘® falfiffima iua nixi
Derr; : B P W Sope
aliam A I * rancI cum Redi , qui ion-
^ K is enim,
°M ’ putredine fièri fingitur.
1 1 °Pe1‘ to Worts haar verlate fp jn ß l, dat ß
fie r aardig open breehn , en daar een heei m it'
boomken, als het dekfel van een ton uyt floaten i f
m d itjp in fil bevond ik het v e l, dat het Rupsken.
had afgeleyt, doe het een Pop wicrt ; en dan mg
een tepr velleken, dat het a f geftroopt had, doe bet
de gedaanie van een F lieg aannam.
Na dat nu deefe Rupfen de watkent «erbten heh.
ben , foo drogen defelve voorts heel u y t, en fy
\krmpen naa eenige dagen heel in malkanderen.
En aljoo ,k * curieusbeid heb , om aüe. 'dee!,
I Dierkens met haare veranderingen te bewaa-
’ B | da*r geen m idiel \ om deefe kmpkens
op de m ilegebom bladeren te cmferveeren, als
defelve met drbog fa n t f t y f „f ,e mlle„ m #
gemsken daar dan omfe laten droogen, het rnlk
gedaan fynde , foo kan men bet fa n t daar w eis
h g tu y t fthudden. Synde dit foo in het kort de
befchryvtng van een der grm fle en mgehoorde
monieren m de Natuur, waar in de rnsheid ew
de voorfumgheid GOD S beider uyt blinkt.
H ^ f ^ m <’ ^ D !E R K E N S H a a r e e y e .
R E N IN D E B L A D E R EN V A N D E
W IL L E G E B O O M K OM E N .
D e perfoonen, die men de rmrn van Natuur ken.
ders g eeft, die oördeelen eenpariglyk, dat alle dee-
Je verborge manierrn van generatien , uyt de ver.
rotting van vogtigheid ende wärmte voortkomen
dat fe tot de fteen en felfs uyt flrekken, indiin fy
Jien , dat daar eenige Dierkens uyt voort konten t
en dat conflderabel is , fy bebben nog reedeneu ,
nog expenmenten om dat te bewyfen, als alleen
haar valfche opinie, die in de älgemeene dwalinjt
gebooren is. ^ Alleen foo befind ik , dat den Heer
Francficus Red i een heel anderen en beteten
weg is in gegaan, Want de generatle uyt verrat.
ting , door invinciblc expenmenten 'en redenen,
omver gewürfen hebbende, foo obrdeeit hy niet
onwaarfchpelyi , dat deefe Dierkens, die men in
Z z z z z z z z z *