opera ! Quam illuftria ornamenta , quam in»- lyk, wat heerlykbeeden , wat onrìavorfchelykhù
fcrutabiles vires, in artificiofiffimis Tuis crea- : ten, feet men niet inuwe overkunfiige fcbepfik
I Tntprim nniveria tarnen Fn nnrr is de Natuur. an a lias mwt ws? ....
ft. Tab.
XXXV.
fig. XII.
turis conipiciuntur ! Interim univerfa tamen
Natura, & quidquid nobis de rebus creatis in-
n o te fc it, nonnifi umbram Naturae aeternae
repraefentac, & durae fragilitatis mortalitatis-
que legi fubjacet. Ut bine Dodtictiflimus Poin
t in Cogitationibus fuis racionalibus, de D E O ,
Anima & malo, innixùs fundamento a D. Bou-
TÌgnon polito, haud line vaiidis rationibus ita
pronunciaverit in Appendice : ,,T o tam Natu-
, , ram penetratam & obteffcam eile quadam
„ veluti lepra, vel fcabie aut rubigine, (quod
„ veftimentum illud veterafcens e l l , olim de-
„ ponendum) cujus fola craflities fenfus no-
„ ftros incraiTatos fe r it, & invitos faepe per-
„ turbat.”
Hanc Erucam, una cum Papilione fuo, Johannes
Goedartius Experimento X X L Partis I.
Metamorphof. nat. quoque defcribit. A t vero
in Icon e , quam d e d it , Aculeos Erucae haud
expreflit* led horum in locum Pilos folummodo
fubftituit. Praeterea & alium heic errorem
commilit ; quando in iingulis Erucae Annulis
Pun&a refpiratoria delineavit. Aüreliam juxta,
a c Papilionem, Moufetus quoque depittos ex-
hibuit, atque Papjlionem ratione colorum fuo-
rum defcripfit ; quamyis tamen Goedartius figu*
ram hùjus dederit multo perfeétiorem.
Papilio nofter, cum aliis multis comparatus,
nonnili modicae eft pulchritudinisa. Caput ejus
nigris plumulis pilofis, fquamofis, obfidetur.
O cu li, qui maximam Capitis partem occupant,
PUis fetaceis denfe ftipati, auro veluti conftare
videntur: quiquidem fplendor Uveae transparenti
debetur. Thorax & Abdomen , colore
nigro obdu6ta, aureo-flavis Pilis teguntur. Crura
& Antennae nigro conftant Offe corneo, &
aureis quail Iquamulis pilisque interftinguuntur.
Alaefanguineo veluti pigmento, faturate rubro,
modice collutae apparent, infuperque ofto.ma-
joribus, & quatuor minoribus, nigris maculis,
inter fe diverfis, diftin&e exornatae funt. Pro-
xime Thoracem fuperiores Alae tanquam radiante
atque diffluente auro quam nitidiifime
confperfae & guttatae cernuntur. Alae autem
inferiores, circa Ventrem , aurei coloris pilis
inveftiuntur. In interftitiis macularum fuperio-
rum Alae e x fubflavo rubefcunt ; at prope ter-
tium extremarum macularum nigrarum par duae
conipiciuntur maculae nivei candoris. Alarum
-margine* eleganter ferrati funt, quatuorque co-
loribus eminentibus, nigro, caeruleo, helvo ,
&
En nog is de Natuur,en alles wat w-y ||p|
fchepfelen kennen, niet als een fchaäum vank
ecuwige Natuur , en onder bet verderf ende m
gankelykheid beßooten. Soo dat de geleerde ¡ ¡ j |
in fyn redelyke Bedenkingen over God , de 'Ziel «
bet kwaad uyt de gronden van Juff. Bourignon
groote reeden heeft te feggen, in bet aanbtaj.
Jel „ dat de geheele Natuur doordrongen, enab
,, bedekt is metfekere melaatsheid ,fchurftbeidy ef
’oefi {welk verouderend kleed eerlangfiaataj-
„ gelegt te worden) welks enkele dikte onfe |$
fiomptc zinnen aandoto, en tegen wil en M
bfroert. ”
Deefe Raps enfyn Käpel béfchryft Johannes
Goedaert in fyn z i . onderv. van fyn eerfle %Sj
der Metamorpb. nat. | dan infyne tekening heeft bj
de doornkens van deRups niet afgebeelt, ami b)
heeft alleen hayrkens in de plaats gefielt, ¿n
dan heeft by nog een andere misflag begrn, k
hy op alle fyne ringen de openingen der bngjp
pen verbeelt heeft. De Guide Pop vint minej-
fens de Kapel by Moufetus ook afgebeelt, die li
Kapel ten aanßen van fyne couleuren befchryft\k>
wel de figuur veel volmaakter is by Goedaeri !
Deefe Kapel is ten aanfien van veeli oàii
niet als een ban redelyke fchoonheid*.Syn.Hooftilm
van de Oogen bet grootße ge de eite maaketi, fr®1
fwarte bayrige fcbobbige pluymkens befet. Dt (#■
gen , die digt met horßelig hayr beplant Jynß
fcbynen uyt gout te befiaan, dat van bet doorftty
nendeDruyvevlies komt. De Borßen de Btiik is g®1
een fwarte gront| die met gout geele W^ |
bedekt is.' De Foeten en de Hoornkens
boornbeen, en als met góutverwige fchobl0 *’\
hayrkens ondertekent. De Vleugelen |i|§!
haar, als met een bloedige hoog rode couleur,P_
telyk gewaffen : die dan met agt groote, 0
kleender verfcbillige fwarte vlakskens, onkjty
delyk getekent worden. . Digt aan de Börftjf j
bovenße Vleugelen, als met een ßralent verjff
gout , ordentelyk befprenkt en geßippelt-tn
onderfie Vleugelen fyn by deBuyk met ^ ^
leurige hayrkens bekleet. Tuffchen de $?§IJ
vlakskens fyn de Vleugelen geélagtig root ,
bet der de paar uyterfte fwarte vlakskeM r
men daar twee die fneeuw wit fyn. S ^
haar er Vleugelen fyn cierelyk gekerft, en
principale couleuren van fw a rt, blaauWi '
$ ex flavefcente rubro, interftin&i. In colore
nigro, qui veluti reliquis fubftratus e f t ,
purpureo-caeruleus color, fernet incurvando,
crefcentem quali Lunam effingit & conftituit:
I dum interim caeteri colores circularibus fuis
lineis, pigmento nigro interfeélisj Alas mirabi-
lem in modum exornant.
C A P U T T E R T I U M i
Paries inter has Maris £5? Foeminae Fa.
plionum defcriptorum compledens.
PartibuS efctefriis acintertiis Erucae & C h ry -
fallidis;, turn quibusdam edam externis Pa-
I pilionis, defcriptis, proxime partes hujus inter-
! nas exponam; quamvis haud penitus ex votis
in fingularum inveftigadóne mihi iatisfecerim.
I Quuin enim feftionem hanc autumno fere jam
vertente inftituerim 5 ■ neC nifi ejusmodi Papi-
! Jiones turn ad manus habileiini, qui penes me
I faltem mutati erant; licet eorum mèmbri de-
! bitam nondum obtinuiifent perfeftitudinem
I (hie namque Papilio in alterum usque annum
I fuperftes manet) j ideo Ungula haud, u tvo lu i,
I obfervare mihi licuit. Praeterea etiam Sol
I me deftituebat, dièsque nebulis pluviaque ob-
I fcurabantnr. Unde breviter folummodo in
I medium proferam ea,quae turn vidi atque no-
*t$vi.'; • » . ■
Tab; _ Q.UGdfi Papiliotiis aperitut dorfum ; m o i in
¡TOU fhorace crifpula quaedam deteguntuf Vafcu-
. •*' aaa»9uaej juxta Gulam fica, in parte Abdo-
■ minis anteriore inferimtur. Videntur autem
■ ^ a e c Vafcula mihi eadem effe, ac ilia, quae
igurà Vu Tabulae X X X IV . delineavi. Eo-
•■mmpmcipium tenuis eft Canaliculus¿.induos
eiedtvidens Tubulos, qui deinde rurfum dila-
B n» i tanciein‘3ue circa Ventriculiinitium ddefi-
cum hoc adeo firmiter uniuntur, at-
■ t4tventii Muiciilorum & PinguediUis iili-
H eos hàéietius ibi loci accurate pro-
B-Oiim-a ex!>etlire nuIla ratione potuerim.
B v e a r r i l ftuod iPfnm
i Cme ' {>rin':ipium ibi pariter quam tenadis-
B leant i ne?!unilit-Q“onam haec Vafa ufu poi-
B ^ » i e r n“ite DuaUS r,m H
Bteribré'fi, ' ao ®tlam ftuanam ratione an-
■!. Ptobofòa» extremo fimantur, & utrum cum
I Inter ~-reC°mniUnicenC> nec De ?
B d t e r , I f ! “ ' Va,fcula Gula/confpi-
■ P4 «e.cireaProbofeidis bafin, in
duos
_ __ vmft, tmderfcheyden. In Je fwarte
couleur -, die als de gront is , wort het purpure
blaauw,trm als een wnjfenie maan geboegen,'en
daar in geplaatß: terwyl de vordere couleuren J
met haare circulare lüden, die door het fwart dodr--
gefneedm Worden, de Vleugelen wonderlyü veräe-
ren.
D E R D E H O O F D S T U K ; j
B c g r y p e n d e de inw e n d ig e le ed en v a n
h e t M an n e k en end e h e t W y f k e n
d e r befchreev e K ap e llen ;
r V uptbrlyke en inherltelyie leeden tian de Rtipi
en Gutä Pop bcfchreeveri bettende, gelyi
ook tenige uyterlyke leeden van de Kapel ; foo fa l
tk nu fyn inwendige leeden morfiellen, boewel ik
my omtrent alle niet ten vollen Voldaan agte. Ward
S B ** ln het najaar gedadn "
bette, en dat ik niet by der harn had als Kapellen
, die by my ktiamen te veränderen ,• fonder dät
banne leeden haare volmaäking nog badden (waht
defe Kapelleeft van het eene Jaar in het ändert)
foo heb ik alles naawenfeh niet kamen cbferveeren: .
01» dat ook de Sem my begaf, en de dagen donker
en regenagtfe^ wierden. TVaarom ik dan maar
kortelyk fa l voorjlellcn, wat rik doe geßen en ge•
noteert hebbe.
Wanneer men de Kapel op de rüg opent , fid
ontdekt men in de Borfi einige krönkclige vaat-
kens a a, die neffens de Slokdarm leggen, en haar
inplanting voor aan in den Buik hibben. Deeft
vaatkensfebynen my defelve te fy n , die ik in de vyfde
figuur, op de viriendertigße Tafel afgebeelt hebbe.
Haar begintfel is een fyn pypken b, dät fig in twee
pypkens verdeilt, die daar naweer gedilateert wor- k
den c c ,e n omtrent het bbgintzel van de Maag d
iyndigen; daar fyfierk meede vereenigt worden, en
door Spierkens en vet verknogt, dat het my tot
nog toe onmogelyk is geweeß, om haar aldaar
ter plaatze te regt te ontdekken. En dat te meer9-
alfoo het begin der Maag felve daar feer vafi
gehegt wort. Wat gebruyk fy bebberi, en o f f e
ook kWylväten fy n , is my meedi onbekent, en ik
weet ook eygentlyk niet; op wat wysfy van voorbii
haar uytgank bebbint en o f fy met de Snuit c
communiceeren o f niet.
lujfchtn deefe gekritikelie vaatkens fiet men dü
Slokdarm {¡die van bovenen by de gront der Snuit,
M m mm mm iü M