cum faítem Mufculum, hujusque aftionem, ingenomen Voetjel, bet Bloèt, de Herjfenen
examuffim explicare liceat. Profefto enim & *
atmolphaera, & ingeilum alimentum, & Sangu
is, Cérebrum,-Medulla, Ne rvi, &fubtilif-
lima ilia materies, quae pun&o temporis ad
fibras motrices devehicur, & vel plura quoque
heic.confideranda veniunt; fi intaminacae de-
mum veritacis perfpicientiam acquirere dèfide
ramùs. Quantum ad me adtinet ; fateor e-
quidem, quod hac de re quidpiam in medium
proftrre firn conatus : verum novi fimul pròbe,
quod nihilo plus tarnen egerim, quam fi Juci-
difiimos Solis radios carbone depingere iluduif-
fem. Unde tra&atus hicce meus nullo hafle-
nus alio; jubare refulget, nifi quod a candida
veritatis luce, quae fuo tempore in eo mani-
feilabitur, tandem adepturus ell. Is vero dies
turn demum illuce fcet, quando omnes iftae
res a felicioribus ingeniis in apricum erunt
prolatae: quod quidem certo certius denique
ev enietj modo Naturam eo Temper fine per-
fcrutemur fedulo, u t , inani nollrümmet glo-
riae nunquam intend, Solius D E I laudibus dun-
taxat inferviamus. Turn quoque ardens ille
icribendi amor haüdquaquam adeo vehementer
nos ilimulabit, nec tanta adficiet oblefla-
tione: quandoquidem omnes, quarum fcopus
unicus in fola D E I gloria fitus e l l , a&iones
eum in modum comparatae funt ; ut quibus-
cunque corruptae indolis noftrae motionibus
lefiftant. Haec enim laudibus ac adulatione
dele&atur, famamque eruditae fcriptionis appetiti
quae tamen omnia nonnifi pro vanitati-
bus vanitatum habeo> quia veritas fane unica
ilia res e i l , qua , tanquam .fondamento, nid ,
qua gloriari nos decet. A t vero quis tandem
noilrüm veritatem deteget? Quum vel vifibili-
bus hifce in rebus adeo caecutiamus. Hinc
finem faciens concludo., quod omnes bonae
veraeque fcientiae atque invendones benigna
Divinae gratiae dona f in t , quae D EU S pro
liberrimo fuo arbitrio diilribuit, & , quo ipfi
lubitum e i l , tempore manifeilat. Quae porro
de Nervis obfervavi , in explicationibus hi-
iloriae Scarabaei Naficornis reperiri pofiunt.
Merg, de Senuwen, en diefubtiek Materie, die in een
ogenhliktot de bemegende vefels overgevoert ward
moeten hier alle in geconßdereert worden, en nov
meerder ,* Jal men eyndelyk eens tot de klaare mau
heid komcn. W%t my belangt, ik beben, dat ik p t
gefragt heb om te feggen ,maar ik weet ook, dat ik
ehandelt heb, als ofik de beldere ftralcn van de
Son met een haute h o l heb willen afmaälen-, foo
dat in myn Verhandeling geen andere glans is,ah
die fy verkrygen f a l , door bet beldere ligt der mau
heid, dat defelve daar in te fyner tyt Jal openbaa-
ren. Het geen als dan weefen Jal, foo Wfmneer ab
le defe dingen door gelukkiger verßanden ontdekt
fyn. En dat Jal gewtffelyk gebeuren, indien wy
de natuur tot GODS eer, en niet tot onfe eyge en
verwaande glorie onderfoeken. En als dan Jal men
ook foo veel vergenoegen en eygen behaagcn in
die brandende lufi van fchryven niet vinden: alfoo
het werken tot GODS eer een bedryfis, dat tcgtni
alle de bewegingen van onfen verdurvenaart fiuyt,
dewelke altyt fockt gepreefen en .geflatteert te weifen
i en de naam te bebben, van weltebthbcnge-
fchreeven, dat ik ook oordeel een ydelbeid der ydeU
heeden te fy n , om dat. de. waar heid allem ms fon•
dament en onfen roem moet weefeh. Maar wie Jal
die uytvinden , daar wy felfs foo onwetent in deft
figtbaare faakenfyn ? JVaatom ik dan beßuit, dat
alle goede en waaragtige wetenfchappen en ont-
dekkingen milde gaven GODS fyn, die hytftp
aan wie het hem belieft, en die by op fyn tyt ont-
Wat ik nu voorts vän de Senuwen aange'
merkt hebbe9 dot is in de w van btt
Trattaat van de Neusboornige Schalbyter
F I N I S
W f lv r ia e Kanarum.
E Y N D E
Van de Befchryving van de Kikvoríchefl*
Mutatiomm C A R T O P H T L L I H O R T
E N S I S cum iis , quae circa N TM -
P I U S IN S E C T O R U M obfervan-
tur,
T A B U L A X L V I .
Iconibus hujnsce Tabulae repraeientamus
N“. I. Caryophyllum hortenfem in prima
fuá Cote five Tú n ica , qua conelufus Semen
eriamnura vocatur.
II. Memoratam iitam Tunicam five Cntetn
depolitam.
III. Caryophylli novellum Germen.
IV. Germen ilhid in folíola quaedam evo»
lutura.
V. Id ipfum Germen, quando Folljculus'
feo Gemma audit, & tanquam Nympha a no-
bis coniideratur.
VI. Caryophyllnm ipfum,poftquam e Gemma
fua prorupit, Seminique.eahibendo aptus
natus eil,
Quandoquidem fimilitudinem, qua Planta,
mm ac Vegetantium mutationes cum illis In
Van de Veranderinge der GENOFFEL.
BLOEMEN, ANGELIEREN, o f
TESTE-BLOEMEN, met de FOB«
KENS der Bloedeloole Dierkens,
T A F E R E E L X L V I ,
def i Afbcelditigen vertoonen wy
H N°- R Wm Angelier in fyn eerfie Fel o f
Flies, waar in defelve Saad genoemt werd*
I I . Het genoemde F e l o f Flies o f gelegt,
I I I . Den Angelier nieuwelyks uytgefprooten.
I F , Het genoemde uytfpruytfelken, in eenige bla*
I deren vergroeit,
F. Het eyge uytfpruytfelken foo als we het een
Knop noemen, ende als een Popken aanmerken.
F I Den Angelier uyt fyn JCnopken gepuy/t,
ende tot Saad te winnen bequaam geworden.
De overeenkominge der veranderingen van de
rn ~ . . ' — , —................. Manten> ende de Gewaffen, met die der Bloede*
feitoram congruunt, pagma quadragefima ter-\loofeDierkens op ms drie m vier en veenigtleilai
na & quarta ,^m Tom opn o re hujus Operia, m het eerfie Deel van dis m r i alreede aangbeeefm
jam jam expofuimus; hoc demum loco eam hebbende: loo
ip&itt, ut tanto clarius innotefcat, fpeciatim
in Caryophyllo hortenfi, iconibus repraefenta-
tarn exhibemus.
i t e . “ 1° ®£ur Cary°phylli Semen nativa
mnna depiéium fiftimus: quod ipfum deinde ad
a. t a r a ^magnitudine anfta confpicnum eli,
Circiter in medio ejus alba animadvertitur ex-
«anua, gibbofa, per quam id , quoufque in lo-
. 0 nonfinetur, haud aliter ac Infeili Se-
men in Matrice five Ovario fu o , augetnr, ac-
^ cit & nucricnr : ut hinc memoratum hocce
* gmm, quod quibuscunque etiam aliis in
emnnbus obtinet, tanqnam cicatricem Funjcu-
Can,™? ?5’ % atataintereepti, in Semine
M S “ "fiderare liceat. Porro in eodem
tae | y ”e emi? entiae quaedam veluti ferra-
Peròoam «f36’ " ,SriÌS qUe P™®8 “ "<ì>«fae, modum comparenc ; qUa-
« 7 . - ‘ "aequalem corii illins afperi,
S ' nUm a"dk .ftabritiem prae fe fat
a jl " l'ale cono comparari poifet,
CMyophvnf«0 Tunicam “ onfiramus, quam
J Semen, fub fpecie Germinis III
inde
hebbende -, foo is ’t , datene aìhier totmetrderkìaar-
heid hetfehe rntrent een Angeliet, door middtl vati
vertoonen.
I. Ten cerfien, foo verbeelden wyhet Saad vän den
Angelier naa het Leeven. Het weih wy vervaU
gens by de letter A weeder in het groot vertoonen.
Inhet fetvc openbaart fig omtrent in het midden
een wit geboggelde verbeevcnheid,door welke, -man.
neer het mg in fyn Huisken is , het eeven gelyk het
Saad van een Bloedcloos Dierken in fyn Lyfme.
der o f Eyerßok toeneemt, aanwaft, ende gevoei
werd. Soo datwe het genoemde teeken, ’t geenook
aiderhande Saatkens gemeen i s , even als den afge.
banden Havel van het Angelierfattd finde können
aanmerken. Vardcrs worden feer aardig op het ge-
wemie Saad vertoont, eenige kartelige, ftriemi,
ge, ende ßippei-fwarte verbeeventheeden, waar
door het fe h e met de oneffene rompcligbeid van het
zegryn leer overeen komt: ende daarmeede vergo.
lecken fou kunnen werden.
II. Tentwceden,foo vertoonen wy het Vlies, ’tgeen
bet genoemde Saad^, wanneer bet in geftaüe van
l ì l ì Ü l ì f i 2, fffi