r is , eo tempore , quo Apes examinabant, fu*
fpenderam : tridui enim fpatip, poltquam Ver-
mes Ìiibtio fuis ex Ovis prodierant, carne? &
interanea ejus penitus omnia confumta. vidi ,
relidlis faltem npnnullis tendinibus ; ut ideo
quam faciliime fceleton inde copiicere licuerit.
En! Eousque avide vorant hi V e rm e s , atque
tam cito increfcunt, ubi femel fuis e x Ovis in
lucem prpvenerunt. Id ipfum qupque magnus
ilìe Naturae fcrutator, Illuftris Francifcus Redi,
in fuis circa generationem InÌe£lorum experi-
mentis, quam pulcherrime adnotat ; dum ifthaec
verba animadverfione digniffima profert. ,, Et
„ quod miraculi inftar e ra t, fèquenti die in il-
„ lam magnitudinem exereverant Vermes,
l ut finguli feptem circiter grana penderentj
„ cum antea viginti aut triginta eorundem u-
„ nius grani pondus non excederent ; fed re-
, liqui ex Ovis prodeuntes minuciflìmi erant,
„ & niólu, ut ita d icam , ociili citius quid-
,, quid erat carnium in Pifcibus devorabant,
„ offibus illum in modum denudatis, ut toti-
„ demfeeleta e fle ,.& ex dijigentiflimiEuropae
„ Anatomicimaoibus prodiìfle viderentur.” In
Dioecefi Ultraje&ina aliquando, tempore exami*
nìs, cum ferventiore quadam aeftate Culembur-
gum profettus fueram, volatum Ephemeri vifu-
ruSjpropter viatp mortuum offendi Equi cadaver,
quòd ttìillionibus aliquot Vermium tantopere
turgpbat j ut carnis fere nihil penitus dignofei
poiTet : mirabiliffimum vero , quem imaginan-
dP fìngere quis queat, mo.tum inter fe produ-
cebant hi. Vermes j quandoquidem fuperne ,
inferne, atque ab omni parte per carnem &
vifeera reptantes, variis haec modis furfum
deorfumque, inftar fluéluum Oceani raotabant:
juralTes fe r e , quidpiam adhue vitae in Animali
fuperefle. Quin tantus heic erat difitorum
Vermium numerus ; ut cadayeriftud ne quidem
fuffiiceret omnibus illis nutriendis : unde multi
eorum.id dereliquerant, qui juxta viam repta-
bundi a Sole & adhaerefeente pulvere praefo-
cabatìtur. Quam mire fàgacl polleant olfkftu
Mufcae ad eadavera inveftiganda , aliquando
obfervavi; cum nonnullos Apum Vermiculos,
quosipfe volebam in Apes excubare, aliisque
praeterea inftituendis experimentis adhibere,
in meo cubiculo in capfulam , non ita probe
occlufam, immififlera: vix enim e x iis aliquot
mortul erant, quin ilico exiguae quaedam Mu-
fcae in eorum eadavera, tanquam in accom-
niodatumalimentum,fuareponere Ovula noverine
quae quidem deinde intra breve temporis
ipa*
gtwanäen heb verteert gefien, bchalvenm$
Pcefon, dii, overgebleeven waaren i foo dat me»
daar makkelyk een geräumte van maaken hon. Siet
foo vratig eeten deefe Wurmen , en foo febiety
groeyen f y , naa dat fe uyt haare Eycren te vptr*
fchyn fyn gekpmen. Het melk de graotfi■ onderfo.
ker der Natuur, de doorluchte Francifcus Re.
d i, in fyn proeven raakende de voortteeling der In-
feiten^ ook wonderlyk mel aantekent, Jeggende fttr
nadrukkelyk aldus. „ En ’t geen als een mndtr
was, op den volgenden dag waaren de lfm*
„ men tot die grootte uit gegroeit, dat zy elk om.
tr.ent feven grein woogen, daar te voren iptf
$Q,derzelve geen een grein haalen konde,maarit
„ overige uit de Eieren körnende waaren^zeer klein,
, , en in minder als een ogtnbiik , op dat ik zw
fpreeke, vraaten zy, dl ’t geen vkesßgtig m,
de Vißphen was, haare beenen zo onfbloot 1
„ bende, dat het alf zo veele geraamtens, door
„ hand van den naarßigften ontleder in Eurpft
„ bereidjthtenen te weezen. ” In het Stigtvah
Üytregt heb ik eens in de fwerm ty t, wanntpr ii
om het Haft te fiep vliegen in een heetpn Sowiur
naa Cuylenburg was geweeß, een. do.ot Peert by h
weg geßen., dat.met eenige mHioenen; Wwmfo.
op gepropt was, dat men daar haaß geen vleefcb,
aan bekennen kqn, en menjag dp wonderfykfa ^
weeging onder deefe Wur,men, die menfou.kwim
inbeeiden, alfoo fy onder,boven,en tkorket vleefti
ende ingewanden heen kruypende , dat op- verfikp
de manieren op en neer als de haaren der m d.
weegden; foo dat men gemeent fou hebben, dat'er
mg eenig leeven in het Dierfelve was. NogW
het getal deefer Wurmen foo groot, dat bet doßit
aas geenfins bekwaam was,, om. haar alfc te W
den, waar om een groot gedeelte het verl0tt
hadden, die dan längs de weegen.kruypende:%vmM
Son, en het aanklevende f io f verfmoort en vtr
Wicrdcn. Wat een wonderlyken fierken reitk #
Vliegen hebben, om de doode lichaamen op tejoäh
dat hcbtik geobferveert, wannccr ik eenige.
vanBycn, omdiefelfs tot Byenust. te bwdffiß.
andere experimenten te doen, op myn Karner i»#1
doosken, dat niet heel wel geßooten was , bemerk
in welkers lichaamen, wanneer 'er eenige. w» P
! fiurven waaren, dan dadelyk fommige kleene/H-
kens haare Eyeren , als in een bek^ßap- WW1
| wißen te plaatfen, dewelke binnen körten
men wierden , die tot de gefialte van defj^
tiümibiiuVermes evadebant, hique-tandem,
in fpeciem quarti Ordinis. naturajiuin mutatio-
ngBSfe mutati., aliquot ppft- diebus
jVbifcas referehant fimili penicus & fabrica &
foin^ gaudente?, ac priores illae,.equibus natae
fìier^Ut* Çj’usmodi- praeprixnis: confpieiuntnr ,
m u e r uct tutmureiyne veiagiaenngen vergroeyt fyn-
de, haar eenige daagen daar naa in gedaante van
Fliegen vertuenden, van het felve maahjel en gc-
ftahe, als de eerfie Moedervlicghns geweeß vtaa-,
ren. D it alles fic t men voomamelyk in heete f i*
^aeäaKxfcrventiffiinae.funt.- tpin onipa,Mji- U rfrj, in welke de Fliegen en haare Wurmen dan
fötfehwmque Vermicidi>,.ûupenduni,imqio-1fcermnJcrlyk vermenigvuldigen. Hoernl mk veele
rli.m multiolicantun Interim dantur. & alia. dp3i,inpltipli.cantur. Interim, alia,IInnr- n -...... , , , ,
feäja, qwe cadayeribus inhiahk». hprumqne
oJîà,dcnudanf • qpp quidem adjminipuJo ifthaec
(¿4, fi.deipcep? pluvia, defuper cadente irri-
gantur, progrelfu temppris adeo albida fiunt j
up inftar Ebpris. compareant.
Quandoquidem igitiir SçhimfchQnis. hiftoria
affatinein d ic a t,rem memoratam contigifle cirCa
' . ° gciwcgjuurn uunwyjc, aai aie in ac ¡werm tyt evtempus
exammand. quo Apes cereas fuas do- fM e t wanneer de Byen haare Waffe h u y s L
mmuunnccuullaa?s aaeeddimfiecaanntt,. && MMeellllee rreenplleennrt j hhiinncr H l tt • . .
abunde fimul adftruitur, id ipfum, quo res haec
gefta eil', tempus in mediam aellacem illosque
Soles calendflimos incidiile, quibus Mufcae O vula
ftia çonunt: ut ideo perquam veroiimile f i t ,
Verraes, ex Ovuli? iftis" qxclufps, juvenis hu-
jufee. enefili Leonis carnem & vifeera. devo-
raife.. Qupd.fi. vero & fimul cpnfiderare li-
buerit, Solis, pluviae , rorisque efficacitate
cadavepofum. ex oflibus, foetorem & virus ex-
trahi atque elui. potuiffe j iane comprehenfu
tune quam faciüjmum eft , quonam pafto ca-
dayer, aut potius fceleton, mortui iftius Leonis
Apifaus loco domicilii iniervire potuerit. Ne-
que enim, uti vulgo fabulofe perhibetur, Apes,
quo tempore examinant, prpdromos quosdam
nobiles aut aulicos praemittunt, quibus praepa-
randihabitaculum cura eft demandata : imo vero.
opdmapi quamvis occafionem.,obviam,captant,
m arboris fupric r,amus, five muri, quidam
anguus, five ajiud quidpiam ^ltips hunjilipsye,
quo cunque primum, ojendqnt : quodfi aufcem,
tupcnylluspraeilo eft Apum.Cult.9r, easquiAJve-.
auexcipit, aljunj rurfusaliumque IpijgupflQpupi;,
pn^c tandem ftationem inveniapt habitgtioni,
accommodatam. Undg çredibjjç e f tA p e s ,
quaruin m Sçhijnfchpnis biftoria. menpio fit,,, fi
/'-„Î^a£l0nif e§i^e > & fede. demum in, Leonis
influer-00 ° f? ta Çeram. ibi conflruxiiTe ,
i n i 9 era ^ eMpp°fuifle;. qpod, quidem de-
ac- , qui. omnia, regit
utis ^ 3 999 hoc.etiam-opus, fiv e ,
a^rae Citerae. loquunfjtf,. Schamfchonis Wt
tum ^ Pr^ f^ cebatur, aenigmatis argumen-
prae. j.Ja^ac > & confequenter occafionem
- ^ berationis populi Ifraditici. Quam
inandere
Dieren de doode lichaamen eeten, en haar ge-
beente ontblooten, op het welke als daar de reegen
dan nog opva.lt, deefe beenderen foo wit met ter
tytgebleekt worden, dat fe. als een Elpenbeen.
haar vertooneA.
En naiemaal m de H\ßorie van Schimfchon
genoegfaam aanwyß,dat die de fwerm getimmeren,
en daar Hornnginaanwinnen-, foo wert
daar uyt genoegfaam bewaarheid , dat die in het
midden van de ferner gefebietisen in die heete dangen,
wanneer de Fliegen haare Eyeren fetten, welkers
Wurmen het feer warn fchynelyk is , dat dan
deefe jonge doode Leeuw fyn-vleefcb en ingewanden
verteert hebben. By het- welke als men aan-
merkt , dat- de Son , de- regen en de dauw het
gebeente fyn fiank-en- kwade reut kan uytgetrok-
ken en afgefpaelt- hebben, foo valt het feer makkelyk
te begrypen, op wat wyfe het liehaam , o f
anders bet geräumte van die doode Leeuw , feer
ligtelyk tot een wooning der. Byen beeft können
verßrekken. Want als de Byen fwermen, foo
fenden fy g e en Edden mg Hoffonkers voor uyt,
om haar een woning te bereyden, gelyk men fabu-
leert, maar fy verkiefen de bekwaamfte gekegen!-
beid, diefe maar ontmoeten. Het fy een tak van
een boom, een hoek van een muragie, q f iets anders
dat hoog o f laag is ,a ln a a het haar voorhmt.
En Indien daar dan geen Byenhouder omtrent is,
die. haar in cen Korffchept, fooMffen fy weei een
andere floate, dat fy tot foo lang doen , tot dat
fy ’er een vinden , die haar tot verblyf dienen
kan. E n fo o is het niet twyfelagtig te gchioven
dat de Byen van Schimfchon msede foo gedaan
hebben, en haar woning in het gerahmte van de
Leeuw verhören hebhende , foo hebben fy dadelyk
Wafch,en daar in Hming aangewonnen; dat door
de voerfiemghcyd G O D S, die alles regem en he-
ßiert , en van Wien dit Werk o f de. dryvinge
Schimfchons was , (.als de Schrift fe g t ) de.
oorfaak aanfynraatfel g a f , en vervolgens aan de
S s s s ss 2 vtr