Tai:
X L I V .
Mg.
XVIII.
7 5 6
Verme exefum eflet ; folium ibidem etiam-
num viride adparebat : at poftmodum exare-
fcebat, coloremque fimilem induebat, qualem
folia arborum, tempore autümnali defluentia,
prae fe ferunt. Estima folii tunica, e qua
nervi protuberant,craiGflima eratj interna au-
tem notabiliter tenuior. Excrementa, quae
primo viridia fu n t , deinde vero nigrefcunt,
libere inter duas iftas tunicas flufluabant. Ne minimum
quidem in hoc folio ofcillum, per quod
Vermiculus ille fefe introrfum penetrare po-
tuiifet, ufpiam detegebatqr. Nonnullos horum
Vermium inter tunicas iftas mortuos reperie
bam: quod quidem turn evenire crediderim
quando, folia ventis ad f e ,mutuo alliduntur
aut ficcitate, vel aliis quibusdam injuriis
compiicantur ac concrifpantur. Mutationem
hujus Animalculi haftenus nondnm obfervavi
ut hinc impraefentiarum plura de eo proferre
nequeam. Unicum id addo, quod Vermiculus
ifte tenellus fuerit, nec nifi languide fernet
commoverit. Exemtus de folii fui tunicis intra
unins duorumve dierum ipatium occidebat
groen, maar daar naa, droogde het op, in fa
verkreeg een couleur I gelyk de bladeren der boo•
men hebben , die in de H erffl a f vallen. fltt
buytenfie vlies, daar de Senimen door uyt puylen
was het dikfte, in het binnenfie was merkelyk dun.
der. De vuyligheden, die in het eerft groen Jyn
... daar naa fw art worden, die lagen los tujjcbm
de twee vliefen in♦ Men fa g de minfle opening
niet in dit bladt | waar door dit Wurmken daar
fou kunnen in gekomenfyn* Ik vond eenige van
de felve doodt, tuffeben deefe vliefen; dat ik oor-
deel te gebeuten , door dien de bladeren door de
wint tegens malkanderen ßaan, o f dat fy te Jan.
men gevouwen worden ende om bullen door de
droogte, o f door eenige andere toevallen. 1 1
'Verandering van dit Dierken heb ik tot nog toe
niet gefien; foo dat ik daar voor tegenswoardig
■niet meer van kan feggen , als alleeny dat het een
teer Wurmken was, dat fig traag beweegde. Het
fiu r f binnen een dag a twee, naa,dat ik bet buy.
ten de vliefen van het blad getrokken bad. Met
alleenin deefe. biaderen vind men diergelyb Wurm-
kens, maar ook in Appel en Peere boom bladereni
en in. veele andere foorten van boomen.
Neque felum in Alni foliis hujusmodi Vermic
a i reperiuntur; imo & in M ali, P y r i, mul-
taruraque aliarum arborum.
O B S E R V A T IO T E R T IA ,
Augufti J i ” "> inter aasdem illas folii Alni
tunicas tertiam tandem Vermiculorum fpeciem
offendi; qui apodes erant, & quatuordecim in
e. Annulos divifi. Vermiculus ifte e multo rotun-
diore , quam prior , corpore , turn Capite &
Dentibus minutiffimis, gaudebat. Dorfum &
Venter ejus variis maculis, albentibus, per flavo
viridem colorem transparentibus , quas pro
Pinguedinis particulis habui, diftinguebantur.
L o culu s , quem Vermis hie intra folii tunicas
occupabat, non tam amplus erac , nec adeo
.late exefus, quam quidem cavernae Vermiculorum
praecedentium. Quin vidi etiam, quod
vel in eadem folii cavitate duo nonnunquam
tale's Vermiculi juxta fe mutuo confederint,
habitáculo & alimento communibus utentes :
unde & locus, quo delitefcebant, amplior tunc
atque fpatiofior erat. In alio quodam folio duos
ejusmodi Vermículos oblongam Angulos texuifie
f. Telam obfervavi/ ; ibique exuviae etiam, quas
pofuerant, & excrementa, ab ipfis ejecta, con-
fpiciebantur.
T e x ta ifthaec fimiliter, ac exGccatae folii
Alni tunicae, intra quas Ata. e rant, rubefcebant,
D E R D E O B S E R V A T IE .
Op den 31 Augußus , foo obferveerde ik tuf
fchen de felve vliefen van het Elfe Blad, mg
een derde foort van Wurmkens , de- welke fonder
Voeten waaren , en die in veeirtien ringen mdeelt
wierden. D it Wurmken e was veel ronier van
lichaam , als het voorgaande ; het Hooft en de
Tanden waaren feer kleen. Op de rüg en buffa
men verfcheyde Witte vlakskens door een geel groe-
ne couleur heen fchynen , die ik voor Vet deelkent
aan fa g . De plaats, daar het tuffchen à vliefen
van het blad in lag, was foo groot niet, als die
van de voor gaande Wurmkens, nog ook foo p l
uyt gegeeten. Ook fa g ik , dat daarfmtyts m
Wurmkens in de felv e hottigheid van hefW
by malkanderen laagen, en een gemeene ivoonjt
en een gemeen voetfel genooten : waar door
de p laats, daar fy laagen, meer uyt gegeeten, a
wyder en breeder was. In een ander bladt Jag
dat twee 'ban deefe Wurmkens een Ian^a^ f !
fe i geweeven hadden f , en ook fag ,
haare huytkens, die fy a f geßroopt ha »
vuyligheeden, die fy geleyt hadden.
De couleur van deefe fpinfels f p . ^
even als de verdroogde vliefen van et
bant. Qpum ünum horumee Textor um aperi-
rem, fperans quippe , Nympham in eo a me
repertum iri ; animadvertebam, Vermiculum
uondum mutatüm intus adhuc delitefcere, &
faltem notabiliter minorem evafilTe : quod qui-
dem fieri aliter haüd poterat; quoniam is magnani
adeo Telam e textoriis fuis facculis emi-
ferat. Quatuor polt hebdomadibus aliud ejus-
inodi Textum aperui : at vel in hoc quoque V er-
miculus nihil mucatus haerebat ; etiamfi certo
mihi perfuaferam, eum jam pridem in Nym-
pham procrevifle. Hinc aliquot horum Texto-
rum adhuc adfervo 5 ut anno proximo videre
tandem poffim, qualenam inde proditurum fit
Animalculum, cui dexteritas atque facultas O-
vula fua tam fubtiliter intra foliorum tunicas
recondendieftconcefla. Quando Vermiculi ifti
etiamnum valde minuti funt; loculus pariter, in
quofubftantiam folii, in ter hujus tunicas, exedunt,
. g. admodum exiguus eit g : qui tarnen pro rata fen-
i Hfimmagis h, magisque i , ampliatur 1 prout V e r miculi
paullatim increfcunt. Unde equidem infero
, locum , quo ii primitus , fub Ovorum
forma, intra folium repofiti fu n t , neceflario
fupramodum exilem anguilumque fuifle. Verum
obfervando haólenus id nondum di-
cfici,
CON TIN U A T IO
Sjßoriae In feä a nm , quae in Fru ctibu s,
Tùberculis, & F o liis, reperiuntur.
O B S E R V A T I Ö
CIRCA C AR DU UM V U L G A R E M , IN
CAMPIS H O L L A N D IA É C RE -
SCEN TEM .
0 ” “ me^ a äeftate extra ufbem ambulas-
n em, nonnulla folia pro Erucis aliquot,
W alebam, qaaeliturus s in Carduo quodam
fer^ri} ^ncremen^ Ibi terminum nondum ad-
1 flav9°5 ^ entem Mufcam, exilem, fub-
duaKn °a’ maS^° Capite , Oculis. rubentibus ,
nifti S • ntenn^S krevibus, Alisque eleganter
Uteri &lnv rU(^am’ ^ u**ca ^^aec ejttremas
a PorrexenflT\e fuae Partes longiffime
Mnpir, r harum!Iue adminiculo intra folia
T W n O I B m r f"ai«
i* fta c u ln >° n e re • POfl'e t ' D i u e (i u id a m h u ic
mtenüs additi oculis, admiratione
paridaar
fy tuffeben lagen. A ls ik een tan deefe fpin.
fe ls opende, en daar een Pop in meende te tim
den , foo Jag ik, dat het m rm hn'daax nog on-
terandert binnen in la g , en merkelyk kleender was
geworden: dat ook nootfakelyk was, tan wegens
de grootte tan het fp ir tfe l, dat hy uyt fyne fpin*
beurskens had:getrokken. Omtrent vier wecken,
hier naa opende .ik een ander fp ir fe l, daar het
Wurmken van gelyken mg unverändert in la g ,
\hoe wel ik my in beeide, dat het nu a l lang in
een Pop fou fyn vergroeyt geweeft. Soo dat ik
nu nog eenige,fpinfels bewaar, om .in het toeko. '
mendejaar te ß e n , wat Dierken daar u y tfa l voort
kamen : het welk de imentie en addreffe gegeeten,
iS , omfyne Fyeren, fio fubtiel tujfchen 'de bladc-
ren te verbergen. A ls deefe Wurmkens nog heel
eenfyn, ß o is de p laats, daar fy de fubßantie
van bet bladt tußhen de vliefen uyt eeten, meede
Jeer kleen g, die dan allengskens grooter h, ende
grooterword i , naa proportie dat fy aan groeyen. '
%0 dat ik oordeel, dat de plaats, daar fy de eerße
maal als een Ey in het blad geteert worden, uy.
ter «taten kleen ende fubtiel moet f n : dan dit
heb ik tot nog toe tuet geobferveert.
v e r v o l g
Van de Hiftbrie der Infeflen, die in vrngten,
wratten, en bladen gevonden worden.
OBSERVATIE
O M T R E N T D E G EM E E N E D IS T E L S ’
D IE IN H O L L A N D IN D E *
V E L D E N G R O E Y E N .
\ X fT anneer ik in het midien van de Somer maan*
den buyten de fia d was gegaan, om eenige
bladeren voor fommige Rupfen , die ik op-
voede, te foeken, foo fa g ik op een van de ge*
meene D ißels , die haar vollen wasdom nog niet
hadden, een geelagtig Vliegken fitten *, met een groot
Hooft en roode Oogen , hebbende twee körte Hoor-
nen, en de Vleugelen waaren cierelyk van teeke-
ning. D it Vliegken had de uyterfie deelen van
fyn Lyfmoeder ende Schamelheyd heel ver uyt ge-
fiooken, waar meede het Jeer forgvuldig fog t
tuffchen de bladeren in te booren, om fyne Eyeren
daar in te leggen. Dat ik langen tyt met ver-
Ff ff ff ff f z wondt