d. Alter Articulus cornco-ofieus.
*. Extremus Articulus Pedis, fuis cum pilis fe-
taceis.
f. Pollex Pedis.
fig . vt.
Roßrum ¡truerfirn (Si naturali majus
repraejentat.
». Roftrtim cum fuis partibus.
b. Roftri extremum acutum, incürvum.
e. Interna Oris apertura, qua cibus ad Gulam
tendi t.
d.d. Oris divifiones membranaceaé , quarum
ope Palatum fle&i & cedere poteft.
*. Pars Oris ex nigro offe corneo tota conftans.
tig . vii*
Vaßa Salivalia . ß ve duae faliem ‘Par*
ticulae his analogue.
». Duo Valcula Salivalia , criipata , apicibus
caecis terminata.
b. Canaliculus (implex, in quem ilia definunt.
i.e. Duae Particulae, binis quali Mufculis fi-
miles;
d. Pars Oris fuperior, de q u aO e u li, & duae
capitis particulae, quae Oculos fuftinent,
leparata funt.
TAB. XL. Explicatio.
t i g . i .
Fiftulae Vermis pulmonales.
a. a. Duo maximi & ampliflimi Fiftularum pul-
monalium rami.
b. Fiftulae pulmonales ibi lo c i, ubi Ne rvi optici
& accrefcenrium oeulorum membranae
confpiciuntur.
t.c.c. Nonnullae pulmonales Fiftulae, quae ab
uno ad alterum corporis latus in fe mutuo
concurrunt.
d.i.d.d.d.d. Fiftularum pulmonalium mutua
communicatio in utroque latere, fubter cutim.
e.e.e.e. Cutis circumferenda punflis defcripta.
/. Cauda, in qua duo maximi Fiftularum pulmonalium
trunei binis eanalieuUs aperiuntur.
t i g . I I .
Cincinnati flexus Fiftularum
pulmonalium.
«.«. Duae Fiftularum pulmonalium portiones
dmra&ae.
b. Cincinnatae flexurae earuin, quae eXporre-
¿turn veluti & in fpiras contortum fiium ar-
genteum referunt.
F ig . i n «
Fingue.
0. Irreguläres Pinguedinis figurae.
« b. Pard.
De tweede boornbeenige Articulatie.
e. De uyterfte Articulatie van de P oe t, met Jyne
borfielige hayrkens.
f. De Duym o f Teen van de Poet.
P ig . v i .
De bek omgekeert ende in het groofe
vertoont
a. De Bek met fyne deelen.
b. Het fpitfe kromme eynde vein de Bek.
c. De inwendige opening der Bek, waar door bet
eeten naa de Siokdarm gaat.
d .d. De vliefige verdeelingen van de Bek, waar
door het verhemelte kan buygen en toegeeven.
e. D e plaats daar de Bek heel uyt (wart boom*
hep.n haß/in*
Fig. v i i .
De Quylvaten, of twee deelkens daar
naa gelykende.
a. Tweegekronkelde Quyl-Paten, die op haare pun*
tenfonder uytga'nkjyn.
b. Een enkelt Canaalken, daar fy in eyndigen.
c. c . Twee Deelkens t als twee Spieren.
wtol van 'bö’VMen, en waar van de Oogen *
neffens de twee Deekn van het Hooft, daar fy
op geplaatß worden 9 van afgefepareert fyn.
T A B . X L . V e r k la a r t .
F ig . i .
De Longpypen van de Wurm.'
a.a. De twee grootfle en pwaarfte takken van di
b. De Longpypen terplaai/i, daar de Geßgtfenu-
wen te fien fyn. en de vliefen der aangrotyendi
(innert " i
c. c . C- Eenigc Longpypen, die van de eene fyde tot
de andere in malkanderen Joopen.
d .d .d .d d .d. De communicatie der Longpypen.
aan weerfyden ander de huyt.
e.e.e.e. De omlrek desbuyts, metftippehn aanf.
De Staart, daar haar de grootße flammen det
Longpypen met twee pypkens openen.
Fig. ii.
De krulwyfe bogten der Longpypen.
a.a. Twee gedeeltens der Longpypen, die van eeth,
getrokken fyn.
b. D e krulwyfe bogten der felv e, die als een uyt*
gerekt enfptraal geboogen ßlver draatken haat
vertoonen.
Fig. u i .
Het Vef.
a. D e irfeguliere figuuren van het Pet.
Z 2. b. Ronde