182 NIETTWEEE KERKEN .EN KLOOSTEES.
raogelijk was, zulk een kerkgebouw te stiohten! Het jaar 1583
was haar noodlottig. Soldaten staken er den brand in , en al werd
zij sedert een weinig hersteld, het instorten van den hoogen
toren verwoestte een groot- deel van het trotsche heiligdom. Het
koor en de kruispanden, voor zooveel noodig herbouwd, bleven
bij de Protestantsche gemeente in gebruik, tot niet geringe erger-
nis der overgroote R. C. meerderheid, die zieh o. a. in 1728
zoozeer lucht gaf, dat de H.H. Staten strenge plakaten noodig
keurden. In 1795 werd de door bouwvalligheid gevaarlijk geworden
kerk verlaten. De Hervorrnden behielpen zieh in een
particulier huis, totdat in 1811 hun nieuwe kerkje kon worden
ingewijd. De R. Catholieken werden in 1809 door koning Lode-,
wijk, onder verpligting van een uitkeering ,van 7000 gülden]
weer in t bezit der oude parochiekerk gesteld en stichtten tegen
t nog gespaarde koor het ruime gebouw, dat ook thans een
bloeijende plaats als Oisterwijk niet onwaardig is, al kan het
bij het vorige niet halen in pracht.
Tot de aanzienlijke gebouwen van het dorp behoort ook het
Pranciscanessenklooster inet zijn tuinen, achter de hooge, zorg-
vuldig onderhouden beukenhagen zoo goed als verborgen, ’t Is
tevens een kost- en dagschool, in 1844 gesticht op de plaats
van het oude klooster C a t h a r i n e n b e r g , dat in 1440gebouwd,
in 1573 verbrand, in 1609 hersteld en in 1731 verlaten werd.
De weg, dien wij insloegen, heet nog steeds de Kloosterdijk.
Ontvingen wij tot dusver een’ günstigen indruk van het uitge-
strekte, welvarende dorp, wij hadden van het landschap er om
heen nog weinig gezien en als ten laatste de huizenreeks achter
ons ligt en de hagen het uitzigt niet meer belemmeren , dan is
’t ons, of nu eigenlijk pas de wandeling begint.
Op körten afstand van Oisterwijk wordt onze aandächt ge-
trokken door fraaije boomgroepen en eikenlanen, groene, zon-
nige grasperken tusschen het hakhout en een helder water, over-
welfd door de breed uitgeslagen takken der boomen, wier stammen
längs de donkere, steile kanten staan geschaard. Hoewel thans
verwilderd en verwaarloosd — en daarom niet minder schilderachtig!
— zijn hier toch de overblijfsels van een’ ouden, deftigen
aanleg duidelijk te bespeureri. Die laan is blijkbaar eens
de ingang van een aanzienlijk landgoed geweest. Dat water schijnt
de buitengracht eener heerenhuizinge. Waar nu die akkermaals-
bosschen groeijen, kunnen wij ons ligtelijk moes- en bloemtuinen
voorstellen. Die grasvelden en boomgroepen herinneren aan een
park. Wat wij vermoedden wordt zekerheid door den naam Duren-
dael , dien wij op de paaltjes bij de oprijlaan lezen. Durendael
was een adellijk huis, indertijd een eigendom der Brederodes en
Re n e s s e s , waaraan in 1647 door den Heer van de Nem e r l a e r
het jagtregt over Heukelom werd opgedragen. Meer kunnen wij
er niet van te weten komen, dan dat het omstreeks 1780 werd
gesloopt. Bijzonderheden schijnen er niet van bekend. ’t Is niette-
min een bekoorlijk plekje, al kan het dan ook voor de geschiede-
nis niet belangrijk worden genoemd. Het stille water — ’t is
eigenlijk het riviertje de L e i — weerspiegelt rüstig het rijke
groen en de grijze stammen aan zijn oevers, totdat het zieh
tusschen de digt bewassen boschjes verliest, en vooral van de brug
aan het einde der laan overzien wij een romantische boschpartij,
zooals het Oisterwijksche landschap er maar weinigen meer heeft
aan te wijzen. Op het voormalige slotterrein, aan de overzijde
der brug , prijken krachtige eiken en hoog opgaande dennen. Een
lange, breede laan, regt tegenover de brug, loopt er dwars door
heen, en tusschen ’t eerwaardig geboomte ligt de boerenwoning,'
vroeger een der „neerhuizen” , het eenige, wat nog van het
kasteel is gespaard. Wij behoeven niet op onze schreden terug
te keeren. De laan over de brug wendt zieh straks links af en
komt weer uit op den grintweg, die längs de gronden van Durendael
heen loopt. Dat er van het oude landgoed nog wel een
fraaije buitenplaats zou zijn te maken, kunnen wij in ’t voorbij-
gaan opmerken. Er is hout in overvloed en een zorgende hand
zou alleen wat orde in den chaos hebben te brengen en met het
oog op de toekomst wat nieuw gewas hebben te planten, om
met het gespaarde een goed en veelbelovend geheel tot stand te
brengen. Maar ook voor den oratrek van Oisterwijk is ’t wel