matige vischkweekerij. Even buiten den zoom der boschstreek,
aan een’ hobbeligen grintweg door de vette weilanden, vinden wij
een paar vijvers, door stroomend beekwater gevoed. Onmiddellijk
daarbij ligt een laag gebouw. Veel vertooning maakt een en ander
niet. Maar belangwekkend is het, de kleine vischjes te zien, zoo-
als zij komen uit de eijeren en , naar gelang hunner ontwikkeling,
in verschillende afdeelingen vertoeven. De eenjarige zalmen in den
vijver voor het huis zijn geschikt om te worden losgelaten. Yooraf
worden zij geteekend door het afknippen van de vetvin. Uit den
anderen vijver schept een der werklieden een menigte forellen.
Dezen worden verkocht en op bestelling verzonden. Als wij straks
na de wandeling ons in het schemeruur te Rozendaal aan den
maaltijd zetten, hebben wij door de zorg van onzen vriendelijken
gids, den heer Kraijesteijn, gelegenheid tot meer intieme kennis-
making met deze voortreffelijke producten der Velpsche vischkweekerij.
Naar wij vernemen, is de pacht van de visscherij in
den IJsel belangrijk gestegen en wordt er menig zalm gevangen.
Of onze rivieren ooit weer vischrijk genoeg zullen worden, om
aanleiding te geven tot de klagt der dienstboden, dat zij nagenoeg
iederen dag zalm te eten krijgen, Staat voorloopig nog te bezien.
Een klein uitstapje iets verder het weiland in , naar een schilder-
achtige poel, met biezen begroeid en van wild hout omzoomd,
door de stralen der ondergaande zon zoo heerlijk verlieht, is aan
te bevelen voor wie eenmaal hier is gekomen. Zelfs wie in de
vischkweekerij geen belang mögt stellen, zal zieh de wandeling
uit het bosch naar dit schoone plekje niet beklagen.
De eerste dag van ons verblijf op Rozendaal spoedt ten einde s
althans dat gedeelte, waarin in de Aprilmaand het licht aan den
hemel staat. Wij hebben onzen tijd goed besteed, maar zoolang
er nog iets gezien kan worden, keeren wij nog niet huiswaarts.
De kleine omweg over Beekhuizen kan nog gemaakt worden en
het gloeijendroode avondlicht achter de hooge stammen belooft
ons nog natuurgenot genoeg. In het eikenbosch achter Biljoen
vinden wij een groot, vierkant stuk gronds, in een gracht gelegen.
Daar stond vroeger het kasteel Nederhage. De Octoberstorm,
die eenige boomen ontwortelde, bragt groote steenen
van het oude huis aan den dag. ’t Behoorde aan zekeren v a n
Hoev e l i c k , toen hertog Karel ’t in bezit nam en er een wild-
baan liet aanleggen. Kort voor zijn’ dood gaf hij het den eige-
naar terug en later werd het door koop met Biljoen vereenigd.
Wij steken den straatweg en de spoorbaan over en beklim-
men den zandigen heuvel, waartegen de ingang van den nieuwen
grafkelder der familie Lü p s is gebouwd. Voorts gaat het over
hoogten en door dalen en holle wegen , tusschen dennen en berken,
wjer fijne takken als kantwerk tegen den purperen hemel af-
steken, terwijl het dennenloof schittert in gouden gloed en het
frissche groen van het jonge koren hier en daar treffend uitkomt
tegen het grijsbruin van het akkermaalshout en het geel der zandige
kanten en de donkere tinten der heide. Wel is op de heuvels
vrij wat hout gevallen — de spoorbaan door Rotterdam rust op
prächtige palen, van Beekhuizen afkomstig ■rjy maar längs de
wegen is het geboomte grootendeels gespaard. Ditmaal nemen wij
den weg over den berg, om later bij dag den benedenweg te
bewandelen. ’t Zijn ook hier schoone boschpartijen, over wier
kruinen de laatste stralen der zon hun’ gloed werpen, terwijl de
voet der hooge stammen reeds in schemering wordt gehuld.
Over de diepe dalen nevens ons daalt reeds de sluijer van den
avond. Op den stillen vijver sluimeren de waterplanten en roer-
loos, als droomend, staan er de sparren, de beuken en berken
met hun hooge toppen en hun breed uitgeslagen takken omheen.
Niets stoort de. stilte, dan het weemoedig gekir van de houtduif
en het ruischen van den kleinen waterval, die zieh in den vijver
uitstort. Aan het thans zoo eenzame hotel houden wij ons niet
lang op. ’t Is te donker, om nog iets van zijn fraaije ligging te
genieten. En ook de vergezigten van den be rg, op het voetpad
naar Rozendaal, zijn door de ingevallen duisternis grootendeels
aan ons oog onttrokken. Maar in den kalmen avond is t een
heerlijke wandeling ten besluite van een’ heerlijken dag.