gijn, m 1635 geschilderd. Velen zijn in ovale lijsten, uit de vorige
eeuw, het werk van Bö d e k k e r en St r ie n e n , verschillend
van waarde. Maar ’t belangrijkste is een overigens weinig be-
teekenende schilderij van het Avondmaal, ornclat de knielende
ln % Harnas Heer Wi l l em van Ab e e n d e is de stich-
ter van het gasthuis in 1400. Afzonderlijk is hij nog eens afo-e-
beeld, evenals Jacques barou van Gaesbeeck en Abcoude
t Zijn interessante oude copien, wel de goede zorg waard, die*
er door de tegenwoordige regenten voor gedragen wordt.
_ X Voornaamste van Wijk bij Duurstede hebben wij gezien.
Den tijd, die ons nog rest, kunnen wij besteden aan een wande-
hng om de stad, of längs de rivier, waar wij bij de inundatie-
sluis de sterke echo kunnen hooren ; waar wij in de uiterwaarden
hier en daar de groote gaten opmerken, die de klei voor de
ophoogmg van den dijk hebben geleverd; waar wij bij den hoo-
gen steenen muur van het logement de peilschaal zien, waar
overal een frisch en opwekkend gezigt op het breede water is
te genieten. Of wij kunnen met de gierpont een avonduitstapje
maken naar de Betuwe. Of wij kunnen door de eigenaardige poort,
die het voetstuk van een’ windmolen is, al vast den dijk op-
wandelen naar Ame r o n g e n , om bij tijds met den nieuwen
dag onze onderzoekingen aldaar te beginnen, ’t Zou echter in
den zomer mogelijk zijn, dat het goede logement de .P o s# vol
gasten was en er dus vergeefs om nachtverblijf werd aangeklopt.
Längs.den kronkelenden dijk is ’t een wandeling van een
paar uren. Veel drukte is er niet en veel belangrijks valt er
niet te zien. Niettemin, ’t kan een aangename togt zijn, als
de kalme avond daalt of de vriendelijke morgen licht over het
landschap. Nü eens nabij, dan weer door een’ breeden uiterwaard
van ons gescheiden, slingert zieh de rivier. Aan den overkant
liggen de Betuwsche dijken, en wel wat tergend steekt daar
boven het torentje van Maurik uit, dat ons maar niet op zijde
wil komen. Nevens ons strekken zieh vruchtbare Velden en boom-
gaarden u it, met gevlochten tuinen afgesloten, hier en daar van
lanen doorsneden. Van verre rijst het slangenboschje op, en de
toren van Overlangbroek en de golvende heuvelrij, waaröp het graf
van Ne l l e s t e i n blinkt. Kloeke hofsteden zijn beneden den dijk
gebouwd en hoe verder wij komen, des te schooner wordt de
landstreek. Wij naderen de fraaije Amerongsche bergen, met
den hoogen dorpstoren en het deftige kasteel aan hun’ voet en
met den slanken toren van Rhenen, uitkomende tegen de zacht
glooijende hellingen, waarlangs de Rijn in stille majesteit stroomt.
HeVeenige gebouw längs onzen weg, dat onze opmerkzaamheid
tre'kt, is de oude maar zeer gemoderniseerde ridderhofstad Na-
t e w i s c h , met zijn witten, Vierkanten toren, op kortefi afstand
van den dijk in een plantsoen gelegen. Zij was reeds in 1270
bekend en schijnt als een Zutphensch leen aan een’ tak der
. Utrechtsche familie P r o ij s te hebben behoord. Lang was zij een
bezitting der van Zui j l ens en ze werd in 1536 als een ridder-
matig goed erkend. Sedert vele jaren zijn baronnen Ta e t s van
Ame r o n g e n eigenaars van het huis, dat ook thans nog door
een lid van dit geslacht wordt bewoond. Merkwaardigheden zijn
er niet en wij behoeven ons dus niet op te houden, om er meer
van" te zien dan ons van den dijk af gegeven is.
Heeft de Natewisch nog het voorkomen eener heerenhuizinge
en door zijn’ toren nog iets van het aanzien eener ridderhofstad
behouden, ’t een weinig verder gelegen Be r g e s t e i n o f Be r -
k e s t e i n heeft alle kenteekenen verloren, dat het eens een
adellijk huis is geweest. Leenroerig aan den domproost van Utrecht,
behoordo'• t. in de 14<le eeuw aan de B o r r e ’s van Amerongen,
later aan de Z u i j l e n s van Na t ewi s c h en in de 17<le eeuw
aan de heeren v an d e r Doe s van N o o r d w i j k ; „ J a n u s
Dou z a ” de wakkere bevelhebber van Leiden, de schrandere
ambassadeur, de uitnemende geleerde, was door zijn huwelijk