10 BEONBEEK.
achter hetijzeren hek, dat een in 1881 geannexeerde laan van
kloeke beuken van den weg afscheidt, het werkvolk bezig met het
graven van vijvera en het aanleggen van een uitgestrekt terrein.
’t Is bestemd tot een’ vogel- en plantentuin, die een sieraad te
meer voor de rijk begunstigde landstreek kan worden en , als 't niet
tegen loopt, nog dit. jaar moet worden geopend. Een groote
restauratie zal daarbij natuurlijk niet ontbreken. Wèl zullen er
de tropische gewassen en de schitterende vogels uit het Oosten
passen in de nabijheid van het gebouw, waar zooveel wakkere
strijders, die het Nederlandsch gezag in Indië handhaafden, de
laatste jaren van hun veel bewogen leven in welverdiende rust
doorbrengen! Wij zijn gekomen tot B r o n b e e k , het Ivolonuial
Militair Invalidenhuis.
Vriendelijker rustplaats konden de door ziekten en wonden ver-
zwakte krijgers der koloniale landmagt zieh wel niet wenschen,
dan het ruime, nette gebouw te midden van een smaakvol park!
Een koninklijk geschenk was ’t , toen Z. M. Wi l l em III het
betrekkelijk nieuwe en voor eenige jaren door hem gekochte land-
goed in 1859 aan het département van Koloniën voor een invahden-
huis overdroeg. Op dit oogenblik vertoont het zieh niet op t voor-
deeligst, omdat de grond vöör het pavillioen wordt afgegraven
en tijdelijk het voorkomen heeft van een kleine zandwocstenij,
waarin stokjes den weg aanwijzen. Maar dit is voorbijgaand en
als de nieuwe paden, gras- en heesterperken zijn aangelegd, dan
zal het kommandantshuis met het daarachter gelegen gesticht in-
derdaad veel gewonnen hebben, en ’t zal beter uitkomen dan tot
nu toe, nu het te veel achter den hoogen voorgrond wegzonk.
Dat Bronbeek een militaire inrichting is , wordt ons reeds terstond
openbaar. Blinkend geschuurde koperen kanonnen zijn de lantaren-
palen bij het hek. Een door de zon van het Oosten gebruinde
snorrebaard, met kapotjas en blaauwen band om de képi, bewaakt
den ingang in het fraaije portiershuisje. Een standbeeid van M a r s
prijkt bij den breeden oprijweg. Overigens, kanonnen, portier en
krijgsgod zijn allen even vreedzaam gestemd en verkeeren blijk-
baar in een’ toestand van welbehagelijke ru s t, die geheel in over-
ZALEN EN VEETEEK.KEN.
eenstemming is met het voorkomen der smaakvolle buitenplaats,
een verblijf des vredes bij uitnemendheid.
Het fraaije pavillioen, door koning Wi l lem verbouwd en een
tijd lang door den graaf van Ch amb o r d bewoond, is thans de
woning van den generaal S m i t s , de regte man op de regte
plaats, vol vurigen ijver en hartelijke liefde voor de aan zijn leiding
toevertrouwde stichting, met grooten tact zijn niet altijd gemak-
kelijke taak vervullend en met de gave, om „het leven er m te
houden.” Onvermoeid is de wakkere krijgsman bezig te zoeken
en aantewenden, wat den bloei van Bronbeek bevorderen kan en
wat de herinnering aan het bestaan van het invalidenhuis levendig
kan houden in den lande. Trouwens, ook de natie vergeet Bronbeek
niet. Talrijke geschenken getuigen van veler belangstelling,
talrijke bezoekers komen er jaar op ja a r, om kennis te nemen
van wat er te zien is. Tegen betaling van 50 cents de persoon
is de inrigting voor ieder te bezigtigen, onder ’t geleide van een’
der kolonialen. De generaal, vooraf van onze komst verwittigd, is.
tot ons leedwezen zelf afwezig, ter audientie bij Z. M. in Amsterdam,
maar heeft de beleefdheid gehad, den kapitein-adjudant H a m e r s
te verzoeken, op Bronbeek öiize leidsman te zijn. Het invalidenhuis
is een breed, wit gebouw van twee verdiepingen. Ruim en licht
zijn.de zalen, kamers en gangen. Alles ziet er vrolijk en opwek-
kend uit; met onberispelijke netheid is alles onderhouden. Wij
vinden er natuurlijk, gelijk ’t in een dergelijke inrigting vereischt
wordt, eetzalen voor de onderofficieren en de minderen, uitspan-
ningszaal, badkamer, keukens met eerbiedwaardige kookketels
voor de tweehonderd bewoners van het huis, slaapzalen, zieken-
kamers, apotheek, kerk en bibliotheek. Wij vinden er bovendien
tal van merkwaardigheden. Bronbeek is niet enkel een invalidenhuis
— ’t is ook een museum. Reeds voor den ingang van ’t gebouw
zien wij voorwerpen, die op de geschiedenis onzer oorlogen
in vreemde gewesten betrekking hebben. Dat groote anker was
„de levensredder van 1800 man expeditionaire troepen , toen het
in ’t jaar 1825 het schip voor stranding behoedde. Dit kanon heeft
in 1806 deelgenomen aan het Bombardement van Algiers. En zijn