men moet er alles zelf „verbouwen” . Te koop komt er nagenoeg
niets van dien aard. Bloemhoven met hun rijke kleurenpracht
zijn er dus zeldzaam en daardoor mist Winterswijk het vrolijke
en aantrekkelijke, dat zij in een Geldersch dorp verwachten, die
van de schoone provincie niet veel meer dan Arnhems bloeijende
omstreken kennen. Dat het voorkomen der plaats aan oude
Twentsche stadjes als Oldenzaal, Ootmarsum of Goor herinnert,
is intusschen niet vreemd. Al stond de heerlijkheid Bredevoort,
waartoe Winterswijk in vroeger eeuwen behoorde, sedert 1326
onder de heerschappij der Geldersche hertogen, de bevolking heeft
hetzelfde Saxische bloed als die van Twenthe in de aderen. Zeden
en gebruiken , levenswijze en bouwstijl, bleven, evenals de ta a l,
in menig opzigt overeenkomen met die der Overstichtsche naburen ,
van wie zij wel door den loop der gsbeurtenissen werden ge-
scheiden, maar met wie zij door stamverwantschap waren Verbünden
; en bij de taaije levenskracht van het oude in die afgezon-
derde landstreken, kon het eigenaardige niet worden uitgewischt
door de willekeurige en toevallige verdeeling van het groote
Twentsche grondgebied onder verschillende meesters.
Het middelpunt van het dorp vormt de markt. Yandaar gaan
in verschillende rigtingen vier lange hoofdstraten u it, door zij-
straten en ten deele betimmerde buitenwegen met elkander in
gemeenschap, zoodat de bebouwde kom een vrij groote opper-
vlakte beslaat. Winterswijk telt dan ook omstreeks 2400 inwoners
en een 600 huizen. Is het niet meer het grootste van alle Geldersche
dorpen, sedert V e 1 p zoo aanmerkelijk in huizen- en
zielental won, het handhaaft zieh zonder de gunst der mode en
zonder den verbazenden stroom van vreemdelingen door eigen
kracht met eere onder de meest bevolkte'n in den lande. Het breidt
zieh geleidelijk u it, en naarmate het meer door kunst- en spoor-
wegen toegankelijk wordt, laat zieh bij zijn gezonde lucht, zijn’
schoonen omtrek, zijn betrekkelijk goedkoope levenswijs en zijn
gelegenheid tot het ontvangen van middelbaar onderwijs een toe-
nemende bloei niet zonder grond verwachten.
Gaat W interswijk, naar ’t zieh laat aanzien, een toekomst
van klimmenden voorspoed te gemoet, het heeft ook reeds een
lang verleden achter zieh. Voor het eerst wordt Wi n t e r e swi c k
in de 11 eeuw genoemd als een hof, aan het St. Maurits-stift
te Munster behoorende. Maar mag het reeds op een bestaan van
minstens liegen eeuwen bogen, de geschiedenis weet er niet veel
van t.e verbalen. De oude //papieren” zijn in oorlogstijden vermeid
of door onverschilligheid zoek geraakt; welligt ook, waar
er nog bestaan, worden zij angstvallig verborgen gehouden. Zelfs
de notaris Mr. W. A. Ro e l v i n k , die boven velen lust en gelegenheid
had tot geschiedkundige nasporingen, moest getuigen:
,/hier bestaan geen oude kerk- of diaconie-documenten, geen
Marken protocollen, die vaak elders eene zoo rijke bron voor
den navorscher zijn.” Bij onze omzwervingen bleek ons ook geen
enkele //Schölte” , met wien wij in aanraking kwamen, met het
bestaan van marke-boeken bekend. Schölte A. meende dat Schölte
B. er had; Schölte B. had er wel eens van gehoord, maar ver-
wees naar Schölte C.; Schölte C. wist er niets van en had van
zijn’ vader gehoord, dat diens vader ze aan Schölte D. had ge-
geven. En werd ons gesproken van ,/een oude geschiedenis van
Winterswijk” , bij een’ der burgers te vinden; ’t was ons op gee-
nerlei wijze mogelijk, dien weinig toeschietelijken heer te bewegen
, ons de inzage er van toetestaan.
Winterswijk was voor eeuwen een deel van de heerschap
Lo h n , waaronder mede de kerspelen Lohn, Aalten, Varseveld,
Zelhem, Hengelo en Dinxperlo behoorden en die van den bis-
schop van Munster in leen gehouden werd. Een der Heeren of
graven van Lohn stichtte in 1148 den bürgt te Bredevoort en
zijn opvolgers wisten allengs hun gebied te vergrooton met de
kerspelen Eibergen, Neede, Groenlo en Geesteren en zieh, hoe-
wel niet zonder ernstige tegenkanting van den bisschop, tot
den rang van onafhankelijke dy ras ten te verhelfen. Zekere graaf
He rma n droeg in 1246 grave Otto van Gelre zijn huis te Bredevoort
en verscheidene tot zijn gebied behoorende dorpen o p ,
om ze van hem in leen te houden. Een oorlog met den graaf
van M e u r s , die door den Munsterschen bisschop gesteund werd ,