De belangstellende kau omtrent Mettray een groot aantal bijzonderheden ,
die niet in den tekst konden worden opgenomen, in de jaarverslagen vin-
den, evenals in den Almanak One s imns , voor bet eerst in 1878 uitge-
geyen. Afbeeldingen van de voornaamste gebouwen worden daarin achter-
eenvolgens opgenomen.
Ri j s s e l t werd in 1850 gekocht van den baron v a n Ny v enhe im.
Overigens schijnt er weinig van bekend. Als Bislo wordt bet genoemd in
Sl oe t : Oorkondenboek, 208.
De bezitters van bet bnis Dorth zijn vermeld in den Gelderschen Volks-
almanak van 1874. Wegens den bof te Dörtb waren de graven van Flodorff
in de ridderscbap van Overijsel verscbreven. In bnn tijd moet de bofbon-
ding op Dortb aanzienlijk zijn geweest. Nog spreekt men van de zes bengsten ,
waarmede- een bnnner plagt te rijden en van plaatson, nevens de wegen
aangelegd, om er met het zesspan te keeren. Yreemd is bet echter, dat
omtrent het stellig niet onbelangrijke kasteel nagenoeg niets schijnt te vin-
den, terwijl van allerlei zeker veel minder beteekenende bnizen tal van
afbeeldingen en beschrijvingen bestaan. Welligt moest de Zwormer to ren ,
door Deventer in de buurschap Oxe gestiebt, ook wel ter beseberming van
de grens tegen den altijd wat gevaarlijken Dorthscnen nabnnr dienen.
Over Batbmen en de muurschilderingen aldaar is zeer uitvoerig geban-
deld door dr. Leemans, in de Ye rb a n d e l in g e n der K. Akad. van
We t en s ch a p p en , afdeeling Letterknnde, 7<le deel, met tal van platen.
De muurschildering te Maastricht zagen wij tijdens ons verblijf aldaar.
Zij is door Jbr. Y. de Stners zeer naauwkeurig gecopieerd.
IN DEN GELDERSCHEN A CHT ERHOEK .
W IN T E R S W I J K.
Wi n t e rsw i j k ligt in elk geval in „den Achterhoek.” Meende
een bekwaam geschiedvorscher, biijkens een artikeltje in d e n
Na v o r s c h e r , ' dat alleen de landstreken en heerlijkheden,
oudtijds onder het graafschap Loh n behoorende, door den echten
„Graafschapper” met den naam van „den Achterhoek” werden
bestempeld, kwam „een geboren Achterhoeker” tegen die
onderscheiding, als ongegrond en willekeurig op, ä — voor den
Winterswijker maakte het geen verschil. De plaats zijner inwoning
was oudtijds geen Geldersch, maar Lohnsch grondgebied, een
deel van de uitgestrekte heerlijkheid B r e d e v o o r t , die van
den Munsterschen bisschop in leen gehouden en tot Westfalen
gerekend werd. Daarop zou dus de naam van Ac h t e r h o e k
toepasselijk blijven, in welken zin de strijd omtrent de beteekenis
van dit woord ook mögt worden beslist.
Gelegen op de grenzen des rijks , ver van alle groote steden
verwijderd en vooral vroeger door onafzienbare heidevelden en
veenen van de braudpunten van beschaving en verkeer geschei-
Jaarg. 1881, blz, 498. Mi'1 Jaarg. 1882, blz. 468.
VII 16