aan C o r n e l i s A e r t z van J u c h em verkocht, ging het nog
in hetzelfde jaar aan jhr. A d r i a a n v a n R o s s u m over, wiens
zoon P i e t e r Go d a r d het na hem bezeten heeft. Daarna be-
behoorde het aan P ie .te r Ke r k r i n g , die voor duizenden gul-
dens aan het huis heeft verbouwd en wiens weduwe het in 1748
aan jhr. J o ha n Ad o l f van H a r d e n b r o e k verkocht. Een
belangwekkende geschiedenis heeft het huis overigens. niet. Dat
het ooit belegerd of verwoest is geworden blijkt niet, al laat
het zieh gissen dat het niet zonder schade bleef, toen het leger
van graaf Willem V in 1355 onder zijn muren lag eu de omtrek
van ’t naburige Ko t h e n werd plat gebrand.
De gebannen Remonstrantsche predikant uit Schoonhoven,
Da n i e l Wi t s i u s , heeft in 1620 hier en op Sterkenburg — even-
als op Beverweerd, Sandenburg en andere edele h u iz e n ^ h e r -
haaldelijk vertoefd. Op Hardenbroek predikte hij 20 April en col-
lecteerde 6 £ 8 Sch. ’t Kwam der regering niet ondienstig voor
„te letten wie sieh op dese tijden op ’t huys H. onthiel ofwonen
was.” ’t Ontbrak hem blijkbaar aan geestverwanten en bescher-
mers uit den hoogen Stichtschen adel niet.
’t, Is aan de Langbroeksche Wetering als kasteel aan kasteel.
Den toren van We e r d e s t e i n hebben wij reeds gezien uit de.
Hardenbroeksche oprijlaan. Veel meer dan zijn trans en zijn
leijen dak ziet men trouwens ook niet, hetzij men de Wetering
houdt, hetzij men — zooals wij — uit de laan v66r Hardenbroek
den weg naar Kothen volgt. Want aan alle zijden is Weerdestein
van elshout omringd en het ligt op niet onbelangrijken
afstand van beide wegen. Wie het wil leeren kennen moet de lange
regte laan van jonge eiken, die over het goed loopt, inslaan.
Tot voor eenige jaren was er niets dan een toren, op een klein,
verwilderd eilandje, met een deur boven de kelderverdieping,
waarheen een lange honten brug leidde. Op eenigen afstand stond
een steenen poort, met vaste brug en voorts een boerenhofstee.
WEERDESTEIN. 85
’t Was een dier zeer eenvoudige vierkante torens, aan de Friesche
„stinsen” niet ongelijk, die de Stichtsche adel in niet geringen
getale heeft gebouwd. Zij dragen den Stempel van hoogen ouder-
dom. De weinige vertrekken, met hun kleine vensters in de dikke
muren, maken hen tot woning voor een edelman en zijn gezin
ongeschikt. Slechts als toevlugtsoord in oorlogstijd konden zij
goede diensten bewijzen, en toen bij veranderde tijdsomstandig-
heden hun rol was uitgespeeld, bleven zij staan, deels als her-
innering aan vroeger dagen, deels, omdat zij hun eigenaars de
bevoegdheid verschaften, in de ridderschap zitting te nemen. Een
adellijk goed zonder gebouw verloor zijn regt. In den rege! werden
zulke torens in de laatste eeuwen niet meer bewoond, tenzij dan
gedurende enkele dagen in het jaar. Als de eigenaar op hetland-
goed zetelde, bouwde hij een bruikbaar huis aan of bij zijn’
toren. Bij Weerdesteiri- schijnt nooit een huizinge te hebben ge-
staan, maar als het teregt wordt gehouden voor het „Wrede-
stein” waar bisschop Jan van Arkel in 1351 eenigen tijd ver-
toefde, dan mag er wel een gebouw aan verbonden zijn geweest,
om een’ kerkvorst J§ zelfs een’ , die de verwarde financien van
het Sticht door zuinigheid wilde hersteilen als hij — een eenigs-
zins voegzaam, zij het dan ook bescheiden, verblijf te verschaffen.
Wie het in eenige jaren niet zag, herkent het naauwelijks meer.
De voorpoort is riog onveranderd en ook de toren staat nog.
Zelfs is de oude ingang nog te herkennen. Maar hij is belangrijk
gerestaureerd en rondom zijn’ voet is een soort van terras gebouwd,
terwijl een hooge muur met poort en brug ’t geheel
omringt, dat er met zijn zwaar getraliede vensters als een ge-
vangenis uitziet. Ook de afgezonderde ligging te midden van het
digte houtgewas versterkt dezen indruk, en onwillekeurig zou de
verbeelding hier aan het werk gaan, om romantische en geheim-
zinnige geschiedenissen te verbinden aan den eenzamen toren,
die slechts enkele malen door den eigenaar, den baron van
Wi j c k e r s l o o t h te Brussel, wordt bezocht en voor den vreemde
onverbiddelijk gesloten blijft. De nüchtere waarheid zal wel zijn,
dat bepaaldelijk in den jagttijd de deur zieh opent en dat Brus