is nog iets te herkennen en eigenaardig is een blijkbaar kunst-
matige, met gras begroeide heuvel, in een’ aangrenzenden boom-
gaard. De overlevering verhaalt, dat een der Heeren van Hedel
dien heeft laten opwerpen, om aan behoeftigen werk te verschaffen.
Wij zouden er anders welligt een’ ouden vliedberg
in begroeten. Het kasteel gold in der tijd voor een der sterkste
bürgten des lands. ’t Zal in de oorlogen, die Gelder met Biabant
te voeren had, en in de binnenlandsche twisten, waaraan zijn
Heeren ijverig deel namen, wel niet onaangetast zijn gebleven.
Den 5a™ Februarij 1578 werd het door schutters uit den Bosch
na een beleg van eenige dagen genomen. ’t Moet echter spoedig
weer verloren zijn gegaan, om eerst in 1590 door Prins Maurits
herwonnen te worden. Gedurende de jaren 1579 tot 1580 werd
door den toenmaligen Heer, Erederik van den Berg, den
broeder van graaf Willem IV , voortdurend geld in Hedel ge-
munt , gelijk deze zelf had gedaan, zoolang hij in het bezit der
heerlijkheid was geweest, en hun voorzaat Willem II er van
dit heerlijk regt gebruik had gemaakt. Het munthuis moet in
de onmiddellijke nabijheid van het kasteel hebben gestaan. Nemen
wij in aanmerking, dat er voortdnrend geklaagd werd over het
siechte geld, door zulke kleinere dynasten in omloop gebragt,
dan verwondert ons hun groote prijsstelling op hun muntregt,
als een uitnemend middel om hun inkomsten te vermeerderen,
evenmin, als de gestrengheid, waarmede in die barbaarsche
tijden f/de ketel” voor den bedriegelijken muntmeester werd
bereid, en dan kunnen wij ’t niet anders dan in het algemeen
belang achten, wanneer de landsvorsten dergelijke gevaarlijke
regten zooveel mogelijk aan zieh trachtten te trekken. De koop
van Hedel door de staten van Gelderland moest ook in dit op-
zigt günstig werken.
Had het dorp in de Spaansche troebelen door zijn ligging
tegenover de schans Crevecoeur en door de nabijheid van een
zoo belangrijke stad als ’s Hertogenbosch veel te lijden, in
droevige herinnering bleven er ook de jaren 1794, toen de
troepen van Pichegrue het in brand schoten, en 1813, toen
Molitors geduchte pupillen er de Woerdensche gruwelen, zij
’t dan ook op kleiner schaal, herhaalden. Zoo heeft ook Hedel
zijn deel gehad aan onrust en strijd. Door zijn verleden is het
voor de geschiedenis van ons vaderland niet zonder beteekenis;
en heeft het tegenwoordig niets merkwaardigs meer, als een
fraai en bloeijend dorp, waarin het ook aan schilderachtige
huisjes en schüren niet ontbreekt, mag het op onze belangstelling
aanspraak maken.
Een open grintweg door het bouwland leidt ons naar Am-
me rz od e. Niet groot is de afstand, maar de weg is toch
langer dan wij zouden denken wanneer wij, zoodra het vrije
uitzigt niet meer door de huizen van Hedel belet wordt, de
hooge muren van het kasteel uit de vlakte zien oprijzen. ’t Gaat
met bogten en slingers, zoodat wij soms zouden twijfelen, of
wij geen verkeerd pad hadden ingeslagen. Wij kunnen echter
moeijelijk dwalen, waar het doel zoo duidelijk is te zien, en wij
weten nu eenmaal, dat het regte pad in deze streken geenszins
altijd een regte weg is. Nu ligt h'et kasteel digter bij Hedel,
dan het dorp, maar wij moeten eerst het dorp hebben bereikt,
voordat wij een’ zijweg naar het slot vinden.
’t Is thans een kaal en boomloos oord, al is ’t ook geenszins
woest en onvruchtbaar. Alleen op vrij grooten afstand aan
onze regterhand strekt een lange laan zieh u i t , en hoog daar
boven komt de toren van Bommel u it, als een wachter rond-
ziende over den „ Waard,” sinds eeuwen naar haar hoofdplaats
genoemd. Aan den anderen kant wordt het veldgezigt beperkt
door den zwaren rivierdijk en daar vertoont zieh ook het spitsje
van Bokhoven, aan de overzijde der Maas, waar heen wij straks
willen oversteken. Tot voor weinig jaren was het kasteel Am-
merzode niet zoo goed te zien als thans, nu ’t daar voor ons
ligt met zijn stroeve muren, zijn blaauwe en roode daken, zijn
torenkappen, zijn lange nevengebouwen en met den kerktoren
in zijn onmiddellijke nabijheid. En de groote vlakte was niet
zoo arm aan hout. Want rondom het slot prijkte een bosch,
dat om zijn prächtig geboomte een zekere vermaardheid genoot.