biezen begroeid grint., waaruit zieh enkele boomen als op eilandjes
verhefFen, ligt achter ons. Tuinen, door hagen ingesloten, aard-
appelakkers, velden met erwten en boonen beplant, zijn de teeke-
nen, dat wij het einddoel van onzen togt spoedig zullen be-
reiken. De eerste aaneeugescbakelde huizen vertoonen zieh. Straks
ratelen de wielen over de keijen en voorloopig is de dagreize
volbragt. Morgen ochtend vroeg zullen wij weer uittrekken met
hetzelfde voertuig. Er is in den omtrek nog meer te zien, en
naar wat wij heden leerden kennen, mögen wij goede verwach-
tingen koesteren omtrent hetgeen wij nog te wachten hebben.
De welaangelegde tuin der societeit is zeer geschikt, om er
een paar rüstige uren van den schoonen, kalmen zomeravond
door te brengen. Merkwaardig is er de reusachtige zilverpopu-
lier, die in 1868 als een stammetje van 6 voet hoog werd geplant
en wier gave, gezonde stam nu reeds een dikte van 1.80 M.
in omtrek heeft. Ook andere kloeke boomen in de nabijheid be-
wijzen, dat het hout er uitstekend groeijen wil.
Wij moeten reeds vroeg weer op het pad. ’t Is frisch op den
wagen en een vochtige damp hangt nog over den grond. De zon
heeft de morgennevelen nog niet gansch overwonnen, al is de
uitslag van den strijd niet twijfelachtig meer. Scherpe kantlichtjes
blinken hier en daar op de stammen. Daar ligt een gloed over
de toppen der boomen. Straks golft de ligte dampensluijer weg
en in den glans van den zomerochtend baadt zieh het vredige
landschap. Het dorp ligt reeds achter ons. Wij zijn op den land-
weg, die längs het Vos s e n v e l d loopt. Daar is nog vrij wat
heide en bar wit zand. Maar de erica bloeit längs de hoöge
kanten van het zandspoor, het ligte groen van jonge larixen, het
roodbruine St. Janslot der akkermaalsboschjes, de witte berkenstammen,
de donkere tinten der dennen, het fijne grijsblaauw
der ver gelegen bosschen aan den zoom der heide, de helder
verlichte waterplassen hier en daar in het veld, de weilanden en
korenakkers, door de zorgende menschenhand ontgonnen, -7-. dat
alles geeft een rijke verscheidenheid van kleuren, die het 00g
met welgevailen over de eenvoudige landstreek doet rondgaan.
Over eenigen tijd zal ook hier de spoortrein ratelen door de
vlakte, als de baan gereed is, die Winterswijk aan Twenthe verbinden
zal. Voor ’t oogenblik zien wij nog maar haar eerste be-
ginselen en de bezige drukte aan haar’ aanleg verbonden, ver-
stoort de stilte nog niet. Menschen zien wij nergens, woningen
uitermate zeldzaam. De bodem van het Vossenveld is door zijn
menigte van grint en keijen tot bebouwing niet zeer geschikt;
zijn leern, waarin mergelkoeken en versteeningen worden aange-
troffen, en zijn kalklagen zijn voor den geoloog merkwaardig en
kunnen welligt ook voor de nijverheid van belang worden. Steen-
bakkerij was er van ouds, en is er nog. Overigens is ’t er een-
zaam, en niet gering is ’t verschil bij d e , ook wel stille, maar
toch met boerderijen als bezaaide streken, die wij gisteren bezochten.
. Straks komt er meer leven. Hooger en digter hout vertoont
zieh längs den weg. Een lange, groene laan, door wier ineen-
gestrengelde gewelven en met welig opschietende struiken bewas-
sen zijden het zonlicht schemerend en fantastisch heen breekt,
opent zieh. Wij zijn in de buurschap R a tum en op het uitge-
strekte scholtegoed Wi l l i n k . Daar groeit prächtig hout en tus-
schen wilde kanten baant zieh de beek haar’ weg. Over gladde
kiezelsteenjes schuimt zij; längs afgevallen bladeren, tintelend van
licht, onder het lommer van zware stammen huppelt zij voort,
totdat zij zieh in de schemering van het overhangend gebladerte
verbergt. Niet ver van het huis verlaten wij den wagen bij een
fraai en merkwaardig punt. Een breede, met gras begroeide zijweg
leidt in het bosc.h. Op den voorgrond het rijk geschakeerde groen
van wi lgenpeppels, hazelaars, dennen, in s'childerachtige groepen
en met zonnige doorkijkjes op wijkend geboomtd. Ter regter-
hand, achter het hout verborgen, een waterpoel met ruig bewas