74 IN HET HUIS.
eiken, aboelen en platanen, die naar de brug over de buiten-
gracht en het voorplein loopt. Een steen met het wapen van
Aeswijn en het jaartal 1626, bij de brug, is afkomstig van de
o'ide voorpoort en wijst op een vernieuwing van dat gedeelte,
in den tijd toen An t o n y van Aeswi jn Heer van Sterken-
kenburg was. Yan het voorplein, waar de stallingen natuurlijk
niet ontbreken en waar heerlijke linden Iran krachtige takken
over uitbreiden, leidt een breede deftige brug naar het heeren-
huis. Daaronder ligt een tweede brug, waarover men in het onder-
huis met zijn keukens, kelders en bergplaatsen komt en die ook
toegang geeft tot het smalle terrein tusschen het huis en de
gracht, van waar wij, bij een rondwandeling om het gebouw,
de reuzenmoppen kunnen zien van den grooten toren en het oude
muurbrok, dat het fraai begroeide tuintje op zijn verweerde en
met klimop getooide steenen draagt. Op de oude fundamenten
opgetrokken, heeft het huis een’ onregelmatigen vorm. De platte
grond der voormalige ridderhofstad toont het wel, hoe schots
en scheef buiten- en binnenmuren liepen en hoe weinig men
zieh destijds om vierkante vertrekken en om gemakkelijke ge-
meenschap tusschen de kamers bekommerde, ’t Is den nieuwen
architekt gelukt, in het uitwendige het karakter te bewaren van
die oud vaderlandsche heerenhuizingen, juist door de grillige
afwisseling van lijnen vaak zoo aantrekkelijk, en het inwendige
in te rigten tot een vriendelijke en geriefelijke woning, naar de
behoeften van den tegenwoordigen tijd. Er zijn ruime,- regt-
hoekige vertrekken en breede, goed verlichte gangen en portalen,
waarop de kamers uitkomen. Er is een groote smaakvolle
vestibule, waaruit een prächtige trap met dubbelen opgang naar
boven leidt. En ook de zaal, met het sierlijke antiek beschoten
en gemeubeld boudoir in den hoofdtoren daarnevens, is een uit-
nemend fraai gedeelte van het huis. De bovengang prijkt met
een paar van die sohoone gebeeldhouwde kästen, die tegenwoor-
dig zoozeer in trek zijn en oude portretten hangen er längs de
wanden. Boven de deur van een der benedenkamers prijkt een won-
derschoon schilderstuk van Mej.V os, en eenkostbaar „graauwtje”
OUDHEDEN. 75
van de W i t zal weldra zijn plaats vinden. Op de „studeerkamer”
trekt een zeer verdienstelijke schilderij de aandacht: het vertrek
van de vloot der O. I. Compagnie van Amsterdam naar Bantam,
in 1598. Onderscheidene portefeuilles, ■— een onderdeel van de
rijke verzameling afbeeldingen van kasteelen, in ’t bezit van den
Heer Kneppelhout en te Utrecht bewaard — bevatten tal van
teekeningen en gravures. Voor zoover die op Sterkenburg be-
trekking hebben, kunnen wij er de ridderhofstad in verschil-
lende tijden en van onderscheidene kanten bezien, uit leeren
kennen. Niet zonder belang is een verzameling Romeinsche oud-
heden, vooral om de plaats, waar zij gevonden werden. Wel
waren er vroeger en later in de nabijheid van den Krommen
Rijn opgedolven, maar tot dusver had de zandgrond in den om-
trek er nog geen opgeleverd. In den herfst van 1881 kwamen
schervefi van aardewerk aan het licht, bij het graven van zand
in de nabijheid van Ni e uw S t e r k e n b u r g aan den straatweg.
Zorgvuldige opdelving leverde allengs meer, maar —- zonderling
genoegH^- alleen op één piek, waar onder den zandbodem een
laag veen of derrie lag. Eiders, waar de spade des gravers louter
zand vond, werd tot dusver nog niets aangetroffen. Behalve tal-
rijke fragmenten van vaatwerk zien wij bronzen sieraden, het
overblijfsel van een pan met steel, ijzerwerk, een vreemde strook
van verguld koper met spijkergaatjes, een zeer groote koperen
schaal, waaronder de naam P u t e a n u s of iets dergelijks ruw
is ingekrast en een’ gebakken steen met de letters:
E X G E R I N F
(exercitus Germaniae inferioris — het leger van Neder-Germa-
nie). Reeds in 1863 was, eveneens bij Nieuw Sterkenburg, een
vondst van voorwerpen uit lateren tijd gedaan, waarmede wij
tevens kennis maken. Vaatwerk, fijn van korrel, ligt grijs van
kleur, hard gebakken, maar alles gebroken; voorts ijzerwerk,
waaronder een zwaar paardenbit, een groote vork met twee tanden *
een bijl, enz., volgens deskundigen van Fränkischen oorsprong.