bragt in het begin der 14,ic eeuw nagenoeg de gansche heerlijk-
heid Bredevoort weer onder de magt van den kerkvorst, Graaf
Reinald, zoon van Gelre, kwam tegen deze krenking van zijn
regt in verzet. Een hevige oorlog volgde. In 1320 werden de
Munsterschen geslagen en eindelijk werd in 1326 een verdrag
getroffen, waarbij de graaf, tegen afstand van het huis Ber-
me n t v e l d e , den bürgt Bredevoort ontving en den bisschop,
onder verband van de gerigten Winterswijk, Aalten en Dinx-
perlo, de betaling van 3500 Mark werd opgelegd. Daar deze
som nooit werd betaald, bleven zij Geldersch, met dien verstände,
dat zij later herhaaldelijk in pandschap werden uitge-
geven, als aan de Heeren van Gemen, aan Maarten van Rossem,
aan Jacob van Bronkhorst en eindelijk aan prins Willem en zijne
nakomelingen, totdat de Staten van Gelderlaud in 1697 de heer-
lijkheid Bredevoort aan Willem III in eigendom afstonden. Bij
de verdeeling van zijn nalatenschap aan Friso toegewezen, bleef
zij tot aan de omwenteling een bezitting der stadhouders.
De eigenaardige ligging van Winterswijk stelde het dorp aan
talrijke oorlogsrampen bloot. In den »Spaanschen tijd” had het
ruim zijn deel aan allerlei eilenden, bij de herhaalde belegerin-
gen van Grol, en in 1672 had het door den Munsterschen inval
droevig geleden. Sedert herstelde het zieh, vooral door zijn linnen-
weverijen, en al plunderden en brandschatten in den winter van
1794 de terugtrekkende Hessische troepen er op eene wijze, die
»den He s s e n wi n t e r ” lang in treurige herinnering deed blij-
ven, al kwijnde onder de Fransche overheersching er handel en
nijverheid, gelijk alom in den lande, die tijden gingen voorbij
en hun sporen zijn lang reeds uitgewischt. Aan een droevig voor-
val is voor altijd de naam van Winterswijk verbonden en reeds
terstond bij onze aankomst kunnen wij er aan herinnerd worden.
Want nagenoeg ter plaatse, waar thans het S ta tio n Staat, werd
in 1799, op 22 November, de freule v an Do r t h gefusilleerd.
Terwijl de Engelschen en Russen in Noord-Holland waren
geland, om het stadhouderlijk gezag te hersteilen, werd op de
Oostelijke grenzen van Gelderland onder de leiding van den baron
van Ileeckeren van Suideras met hetzelfde doel een inval beproefd.
Na aanvankelijk niet ongelukkig te zijn geslaagd in de weer-
looze landstreek, die bovendien op de stadhouders van ouds een
naauwe betrekking h ad , liep echter de onderneming spoedig te
niet, op de nadering van Fransche en Bataafsche troepen. De
heerlijkheid Bredevoort werd den 15den September in Staat van
beleg verklaard en een militaire regtbank ingesteld, om zonder
appel of hooger beroep regt te spreken over alle oproerige be-
wegingen, ook die voor dien datum waren gepleegd en die , zonder
nadere approbatie, met den dood gestraft moesten worden. Dit
schrikbewind nam te Winterswijk zitting en veroordeelde den
25sten Ootober een’ smid uit Dinxperlo ter dood. Aan hem kon
het vonnis echter niet voltrokken worden, daar hij uit zijn ge-
vangenis had weten te ontvlugten. Minder gelukkig was de freule
van Dorth, die met hären broeder op de havezathe Ha r re ve l d
bij Lichtenvoorde woonde. Zij had den leeftijd van 52 jaren be-
reikt en was zwak eD gebrekkig, maar gold voor listig en harts-
togtelijk. In den omtrek was zij weinig bemind. Men zeide, dat
er een vloek lag op het huis Harreveld. Haar vader, een land-
edelman van den ouden Stempel, had zieh vermaakt met uit de
ramen van zijn kasteel op zijn onderzaten te schieten. Zijn kinderen
hadden hem, naar ’t gerucht wilde, mishandeld en dood geplaagd.
De freule zelve was reeds in 1798 in hechtenis geweest, om het
verbreken van geregtelijke zegels en het ontvreemden van be-
langrijke papieren uit haars vaders boedel, maar zij had weten
te ontsnappen. Bij den inval der emigranten had zij van den
toren van Harreveld de oranjevlag uitgestoken en te Lichtenvoorde
, met oranje versierd, een hoofdrol gespeeld. Men wist te
verhalen, dat zij tot het ombrengen van alle patriotten had aan-
gezet. Geen wonder, dat zij het slachtoffer werd van de onzalige
verbittering! Reeds den 19äel1 Sept., was zij gevat en den 2 1 sten
November werd het doodvonnis over haar uitgesproken. Den vol-
genden morgen werd het voltrokken, op het toenmalige Israelie-
tische kerkhof. De Soldaten — en het strekt niet tot hun schände —
verstünden het beulenhandwerk nog niet. In hun vefwarring en