water gezet was. Ook voor Axel was de inundatie een geducht
en menigmaal beproefd verdedigingsmiddel.
De school gaat uit en de stad is vol grappige, kleine veel-
kleurige gedaanten, die op hun muilen dartelen en springen dat
het een lust is, en wien ’t ook aan vrijmoedigheid niet schijnt
to ontbreken. Nergens in Zeeuwsch Vlaanderen worden wij zöö
aan Zeeland herinnerd, als hier, waar tronwens tijdens de Repu-
bliek Zeeland ook het bestuur in handen had.
Gelijk zoo menig zeearm en riviertak in dit eigenaardig ge-
deelte van ons vaderland, is ook de stroom Blyee, die Axeler-
van H u l s t e r am b a c h t scheidde, verdwenen en behalve eenige
kreeken en plassen vinden wij niets meer, dat ons zou doen denken
aan den tijd, toen ook Hu I s t zijn haven had en zijn kade, zijn
visschers- en handelsvloot. Zoo ver wij zien kunnen uit onzen
wagen — in dezen trein een gewoon spoorwegrijtuig — is het
tusschen Axel en Hulst alles bouwland en weide, van lange lanen
en reeksen peppels omzoomd en doorsneden, groene beplante
dijken, breede iepenwegen, enkele kloeke hofsteden, maar geen
water van eenige beteekenis. En laten wij straks van de wallen
der stad het oog over den wijden omtrek gaan, dan is ’t even-
zeer polder aan polder. De groote waterplas met zijn schorren
en slikken, die thans nog de plaats inneemt, waar de oude,
merkwaardige heerlijkheid S a e f t i n g h e onderging, is van daar
niet te onderscheiden. Niets dan vruchtbare velden zien wij en
het zou vrij wat onderzoek vereischen, als wij ons traohtten voor
te stellen, hoe zieh de landstreek vertoonde tijdens de verschil-
lende gedenkwaardige belegeringen, die Hulst in onze geschiede-
nis vermaard hebben geuiaakt. Ook hier bragt de loop der eeuwen
en der omstandigheden aanhoudende veranderingen en nu wij
gereed staan Zeeuwsch Vlaanderen te verlaten, is ’t nog onder
denzelfden indruk, als dien wij ontvingen, toen onze voet voor
’t eerst zijn’ aan lotwisselingen zoo rijken bodem betrad. Dat
evenzeer in de stad zelve vrij wat gewijzigd werd, is natuurlijk
en wie haar geschiedenis uit de bronnen navorschen wil, stuit
op niet weinig onbeantwoorde vragen, gelijk hij het verdwijnen
van tal van gebouwen, eens binnen of nabij haar muren gelegen,
te vermelden heeft. Waar zijn de drie edele hoven, te Assche,
’t S l o t e en te n Eede? Waar is het kasteel Mae l s t e d e ?
Waar zijn de „refuges” der magtige abdijen van t e r Du i n e n ,
Bo n d e l o o , t e r D o e s en Camb r o n , die, evenals het kapit-
tel van Ko r t r i j k , zooveel landen en tienden in Hulsterambacht
bezaten? Waar zijn de talrijke kloosters? Waar zijn ook de zout-
keeten, die er, evenals te Axel en te Biervliet, zooveel welvaart
bragten? Waar is ’sG r a v e n s t e e n en de L omb a a r d en de
Be l f r o e t , waar zoo menig ander gebouw, aan de oude geschiedenis
der stad verbonden? Toch vinden wij in Hulst, veel
meer dan in een der andere steden van Zeeuwsch Vlaanderen,
niet het overblijfsel, de schaduw van een oude stad, waarvan
het grootste deel verloren ging, — zooals Sluis, Aardenburg,
Oostburg, Axel, —- of waarvan zelfs slechts de naam op een
nieuwere buurt werd overgebragt, — zooals IJzendijke en Biervliet
¿ im a a r een welbewaarde stad, nog in haar geheel, met
wallen en poorten. En al geeft onze rondwandeling ons ook binnen
die wallen meer tuinen, moesgronden en boomgaarden te
zien, dan wel van bloei en behoefte aan woningen getuigt, de
straten zijn goed en geregeld bebouwd, aan aanzienlijke huizen
ontbreekt het geenszins, en is er menig huis, dat er wat somber
en verwaarloosd uitziet, dat is meer een bewijs van de nabijheid
der Belgische grenzen, dan wel van verarming en verval. Voor
’t meerendeel zijn de huizen goed onderhouden, al zijn de kleuren
van groen en geel op gevels ,■ lijsten en kozijnen, hier als elders
in Zeeuwsch Vlaanderen, naar onzen smaak wat hard. ’t Is er
stil in de lange straten en op de groote pleinen, zooals het in
een landstad zonder handel en nijverheid te wachten is, maar ’t
is toch wel te zien, dat de vruchtbare polders in den omtrek
en de vermögende familien er gevestigd, welvaart aanbrengen,
zoodat wij niet met een gevoel van weemoed om verloren luister