het gesteente, gewijd aan de nagedachtenis van J a c o b J o h a n
van Vo l b e r g e n , die in 1778 stierf. Eenige zerken zijn nog
uit de dagen vöor de plundering gespaard, waaronder die van
een’ priester, deken en kauunnik, uit het jaar 1577, terwijl een
goed bewaarde zerk van Ad r i a n u s van Rome r swa a l j* 1533
en J o h a n n a de Gl ime s f 1532, waarschijnlijk uit het koor
afkomstig, in later tijd in den muur gemetseld moet zijn. Een
rouwwapen van J a n Ca r e l Duc o graaf v an A u ma l e ver-
tegenwoordigt den schat dier kleurrijke houten gedenkteekenen,
die, aan de wanden en pilaren der kerken gehangen, minder duu'r,
maar ook minder duurzaam, de herinnering aan de dooden en
hun aanzienlijke afstamming levendig moesten houden en die de
Protestantsche bedehuizen uit de 17de en 18,le eeuw zoo eigen-
aardig versierden.
Ter afwisseling brengen wij een bezoek aan de nieuwe, smaak-
volle societeit T h a l i a , met haar ruime, helder verlichte localen
en haar nette tooneelzaal, in het plantsoen der paradeplaats achter
de kerk gelegen, 't Ziet er thans gansch anders uit, dan in de
dagen, toen hier het ommuurde, oude kerkhof met den „bel-
froed” of klokketoren werd gevonden!
Tot de merkwaardige gebouwen van Bergen op Zoom wordt
ook de g e v a n g e n p o o r t gerekend. ’t Is een oude stadspoort,
eigenlijk overbodig geworden toen de stad, die aanvankelijk een
ronde gedaante had, na den grooten brand aan den kant der
haven werd uitgelegd en haar’ tegenwoordigen meer langwerpigen
vorm verkreeg. Zij kwam toen in de bebouwde kom te staan en
terwijl de vestingwerken aan de zijde der Schelde in ruimen kring
daarbuiten werden aangelegd, had zij voor de verdediging geen
waarde meer. Misschien dankte zij haar behoud aan haar hecht
en stevig muurwerk , waardoor zij als gevangenis dienst kon doen.
Zij doet dit nog. Daar is in de straat een buitengewone drukte.
In de deuren verschijnen dienstmeisjesgestalten, achter de vensters
worden aangezigten zigtbaar. Een optogt nadert, zamengesteld uit
een’ geboeiden man tusschen eenige veldwachters eh een betamend
aantal straatjongens en leden van het schoone geslacht. Daar opent
zieh een deur nevens den poortboog. De dief en de veldwachters
gaan binnen, de straatjongens en de dames blijven er buiten en
allengs verspreidt zieh de volksmenigte, de huisdeuren worden
gesloten, de vensters verlaten, de rust keert weder. Hoe t daar-
binnen uitziet, weet de man, die (/opgebragt werd, beter dan
wij. Vermoedelijk is hij minder ingenomen met het fraaije ge-
bouw, dan wij, die onpartijdiger zijn en ons om de wille der
goede stad verheugen, dat een gedenkstuk van oude bouwkunst-
als dit tot nog toe gelukkig aan de sloopingswoede ontkomen is.
De inwoners van Bergen stellen er hoogen prijs op en zouden
het zeer ongaarne zien verdwijnen. ’t Schijnt dan ook nog geenszins
zoö bouwvallig en het Staat niet zoö zeer in den weg, dat het
niet gespaard kan worden en met zijn beide hangtorens aan den
naar de stad gekeerden gevel, zijn beide zware ronde torens aan
den havenkant, is het merkwaardig genoeg, om de kosten van
onderhoud ten volle waard te zijn, ook al moest aan de eerwaar-
dige, ernstige matrone voortaan een eervolle rust worden gegund.
Ons bezoek aan de poort heeft ons buiten de oude stad aan
de haven gebragt. Daar liggen de visschersvaartuigen en beurt-
schepen aan de breede kaden, met huizenreeksen bebouwd. Daar
prijkt de H. B. school, een stichting van den jongeren tijd , nevens
het oude „spuihuis” , en het voormalige arsenaal, thans tot kazerne
gebruikt. Daar vinden wij de graauwe muren van zoutkeeten en
de hooge, nieuwe gebouwen eener beetwortelsuikerfabriek, en
het groote rad van een’ ouderwetsohen watermolen. Daar verrast
ons ook de uitnoodiging tot een watertogtje op de Ooster-Schelde.
De hoofdopziener der visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche
stroomen, de heer C. J. B o t t ema n n e , Staat gereed zieh in te
schepen ter inspectie van een gedeelte van het stroomgebied, dat
aan zijn zorg is toevertrouwd. Wel dreigen donkere regenwolken
en het is dus mogelijk, dat het onderzoek door booze buijen ver-
hinderd zal worden, wel zullen wij nu onze plannen in zoover
moeten wijzigen , dat een voorgenomen wandeling in de omstreken
der stad achterwege blijft, maar de gelegenheid is te verlokkend,
om onder zulk geleide ook iets van de belangrijke visscherij op