Van de talrijke kloosters, eertijds binnen de stadsmuren te
vinden, bleef alleen van dat van Ste Clara iets gespaard. Bij den
grooten brand van 1548 was het geheel verwoest en eerst in
1563 was de kerk hersteld, om reeds in 1568 door de beeld-
stormers geplunderd te worden. In 1573 werd het gebouw tot
leprozenhuis ingerigt, in 1581 tot. een schuttersdoelen, sedert het
begin dezer eeuw achtereenvolgens tot magazijn van krijgsbehoef-
ten, hospitaal en kazerne. Thans huizen er de torpedisten. Grooten-
deels zijn de gebouwen nieuw, ruim en goed ingerigt. De kerk
is een recreatiezaal geworden. Met billijken trots wijst men er
het fraaije orchestrion, door de manschappen bekostigd, en hee
de gewijde plaats ook van karakter veranderd is, — van kerk
tot cantine als een. zegen mag het voor den soldaat worden,
beschouwd, wanneer hi] een uitspanningsplaats heeft als deze,
waar hij de behoefte aan verpoozing en gezelligheid kan bevre-
digen. Dat houdt. de jonge lui van- veel kwaad terug. Niet ont-
wijd is de piek, waar onschuldig genoegen gesmaakt en schuldige
uitspatting voorkomen wordt. Dat het een kerk is geweest.,
is aan de zaal niet meer te zien. Eerst als wij tot den zolder
daarboven zijn opgestegen, vinden wij in de betimmering van
de kap nog de bewijzen van haar vroegere bestemming.
Wat er van het daglicht nog rest besteden wij tot het doör-
wandelen van het stadhuis, dat in 1792 gebouwd werd en in
stijl en inrigting de kenmerken van dien, tijd vertoont. Het staat,
op een punt, waar vier hoofdstraten zamenkomen en hier werd
den l stcn Dec. 1813 scherp gevochten tot bevrijding van de stad.
Het vuur der burgers besliste den strijd en nog berust op ’t
stadhuis het pistool, den Franschen bevelhebber ontnomen, ter-
wijl op den ruimen zolder een groote kist vol a'ssignaten Staat,
als de droevige herinnering aan die donkere dagen van achteruitgang
en verarming. In de nette raadzaal verdient vooral een
fraai gebeeldhouwde kast onze opmerkzaamheid. Zij bevat het
rijke en uitstekend geordende archief, en door de goede zorgen
van den archivaris, Ds. H. de J a g e r , zijn ’t geen doode schatten,
die daar sluimeren. Werd ook door van Alkemade, van der
BM en van Wijn reeds veel daaruit aan het licht gebragt,
bij voortduring levert het kostbare bijdragen voor de kenms van
maatschappelijke en kerkelijke toestanden uit vorige eenwen. En
als inmiddels de avond is gedaald, hebben wx] in de- «naakvol
gemeubelde en gezellig verliebte voorzaal gelegenheid de merk-
waardige verzameling van historieprenten en werken van den graveur
H o u b r a k e n te leeren kennen, door onzen A l e x a n er
Hu e l l der geuzenstad geschonken. 1 Is een kostbare bezittmg,
waard te worden bewaard in de schoone kast, die haar huisvest,
en veel langer tijd, dan ter onzer beschikkmg stond, zou be-
steed kunnen worden aan een naauwgezette beschouwmg der tal-
riike deels hoogst zeldzame platen en portretten. Slechts noode
bepalen wij ons bij een al te vlugtig overzigt. En evenzeer kun-
nen wij niet dan een’ enkelen blik wijden aan de belangrijke,
nagenoeg volledige collectie van alles, wat in het jaar 1872 betreffende
de verrassing van den Briehen de feestviermg g den
lande in het licht is versehenen. De avonden g j | begm der
Meimaand zijn niet kort, maar te kort is ons deze, waann zoo-
veel ons te zien wordt gegeven, ten besluite van een dag, die
een’ rijkdom van afwisselende tooneelen ons oog en een schat
van herinneringen onzen geest deed voorbijgaan.
Wij hebben op het eiland nog enkele schoone landschappen
en belangrijke plaatsen te zien. Dus vroeg op en vroeg uit.
1 Is jammer voor de Brielenaren, dat de wegen in den om-
trek der stad zoo wanhopig vlak en kaal zijn. Bij Oo s t v o o r n e
en R o k a n j e zijn i heerlijke d u i n l a n d s c h a p p e n - maar eer
men er is! Of als men, na er volop genoten te hebben, naar
stad terug moet! De vrienden en vriendinnen der natuur, zooals
er velen binnen haar wallen worden gevonden, getroosten zieh
wakker de lange togten over de eentoonige, schaduwlooze gnn -
wegen, om de wille van de liefelijke oorden, waarheen zi] leiden.
Men is er ook aan gewend en heengaande hebben de wandelaars