van Wa l e n b u r g , reeds in 1250 bekend, ook eenmaal een slot
der Heeren Proi j s en later der de Ri d d e r s , al had bet niet
dezelfde eigenaars en lotwisselingen als Lunenbnrg. ’t Schijnt nooit
van veel beteekenis te zijn geweest. Onder de ridderbofsteden
vverd het niet gerekend en al was ’t , als zoo menig andere toren
in den omtrek, oorspronkelijk zeker ter verdediging gebouwd,
evenmin als van die andere gewrocbten van oude versterkings-
kunst heeft de geschiedenis er iets merkwaardigs van te verhalen.
Tocb zou de landstreek veel van haar aantrekkelijkheid verliezen,
als deze stroeve en ernstige muren onder den moker moesten
vallen. Vooreerst schijnt daarvoor nog geen gevaar te bestaan,
want de eigenaar, de graaf v an L ijnde n van S a n d e n b n r g ,
boudt zijn’ ouden toren in waarde. Zelf bewoont onze //premier”
des zomers bet prächtige, nieuw gebouwde kasteel in de nabij*
heid, dat reeds van ver het oog tot zieh trekt. Van Sanden-
b u r g is alles nieuw te noemen. Ook h e t1 overvloedige houtge-
was bij het huis, längs den weg en rondom de groote weide er
tegenover, evenals in de lange lanen, die tusschen Doorn en
Darthuizen op den straatweg uitkomen, is grootendeels nog be-
trekkelijk jong. Toch behoort de plaats tot de oudsten van de
Wetering, althans tot de adellijke goederen, wier bestaan reeds
eenige eeuwen telt. Oorspronkelijk waarschijnlijk door een ge-
slacht v an Sa nde bezeten, komt het reeds in 1320 voor. Toen
het als een riddermatig huis werd erkend, behoorde ’t aan
de edele Utrechtsche familie Pa l l aa s , sinds lange jaren in de
regering der hoofdstad gebeten en door huwelijk kwam het aan
Di r k B o r r e van Ame r o n g e n , in wiens geslacht het van
1583 tot 1711 is gebleven. Het was in de vorige eeuw een groot,
fraai, niet zeer oud huis, van een gracht omringd, met een’
hoogen trapgevel en een lager gebouw daar achter naar de zijde
van den weg. Nevens den ingang was een läge, vierkante toren
en een zware voorpoort gaf toegang tot het ommuurde voor-
plein. Thans is dat alles vervangen door een nieuw kasteel in
Gothischen stijl, waarvan het voornaamste gedeelte wordt ge-
vormd door een’ zeer hoogen gekanteelden toren van vijf verg
e o e n e s t e in .
diepingen, gedekt met een hooge leijen kap en geflankeerd door
achtkantige torentjes, terwijl een vleugel, met een dergelijk torentje
op den hoek, op het voorplein uitspnngt. In denzelfden stijl zip
alle nevengebouwen, portiershuis, stal, oranjerie, en alles is ligt
sriis gepleisterd. Met de grasperken, bloembedden, planten m
bakken längs de paden, vormt het een rijk, maar wel wat overladen
geheel, vooral als wij g zien uit de sparrenlaan naar Doorn ,
waar zieh het front met al zijn toebehooren vertoont, krachtig uit-
komend tegen het bosch op den achtergrond. Bij afwezigheid van
den eigenaar, destijds baron, thans graaf v a n L i jn de n van
S a n d e n b u r g , kunnen wij het inwendige niet bezigtigen en ons
n i e t persoonlijk overtuigen of er, behalve het fraaije meubilair,
dat in zulk een huis mag worden verwacht, nog merkwaardig-
heden van anderen aard zijn te vinden. Al dweepen wij met
onverdeeld met den stijl, tijdens de regering en onder den m-
vloed van koning Willem II uit Engeland herwaarts overgebragt,
Sandenburg is niettemin een aanzienlijke en bezienswaardige plaats
en zij zal nog winnen door den tijd, wanneer het jonge hout,
dat frisch en welig groeit, tot vollen wasdom is gekomen.
En nu ten slotte het aardige poortje, midden op een brug
gebouwd, een weinig voorbij Sandenburg. „Dat is ook nog een
oudhedens,” verklaart een boer. ’t Is de poort van Gr o e n e s
t e i n , in 1617 gebouwd, met blaauw pannendak, Ornamenten
van gesmeed ijzer, een wapen boven den ingang en een kijkgat
in iederen zijmuur. Op het eikenplein daar achter ligt een boeren-
woning en een lange laan loopt regt op den achtergevel der
poort aan. Gesloopt is het groote huis met zijn’ lagen Vierkanten
toren en zijn ruim plein , dat aan twee kanten met onregelmatige,
schilderachtige gebouwen prijkte en aan de beide andere zijden
door een’ muur was afgesloten. Als ridderhofstad was Groenestein
niet erkend, maar gedurende een lange reeks van jaren, tot om-
streeks het midden dezer eeuw, behoorde het tot de landkasteelen,
die het oord, waardoor de Wetering stroomt, versierden.’t Heeft
lang behoord aan de geslachten Groenjestein en de Ri d d e r ,
wier vereenigde wapens boven den poortboog zijn gebeiteld.