P ab s t van B i n g e r d e n houden, terwijl de achtergevel van
het kasteel naar bet dorp en de kerk is gekeerd. ’t Ziet er
ouderwetsch u it, maar heeft toch blijkbaar in den loop der tijden
vernieuwing van ramen en gevels ondergaan en de witte be-
pleistering bederft de kleur van het huis, dat overigens, met de
graoht en het omringend geboomte en in verband met het stille
dorpje, een goed geheel uitmaakt. In het midden van het front
rijst een vierkante toren op , door een hooge spits gekroond, en
daaraan sluit zieh aan iedere zijde een trapgevel met spitsboog-
vensters eai zonneblinden, en een der zijden van den bloemtuin
voor het kasteel wordt nagenoeg geheel ingenomen door een
breed gebouw, voor stallingen en woning ingerigt, dat in zijn’
zijgevel en zijn vierkant hoektorentje nog de sporen van ouden
bouwtrant en de herinnerine aan den voormaligen O D ruimen voorbürgt
heeft bewaard. De boerin deelt ons mede, dat de familie
v an Ba l v e r e n juist vertrokken is en de gelegenheid om het
kasteel te zien ons dus is'ontgaan. Jt Blijft ons verborgen , of
er iets merkwaardigs binnen die grijze muren is. De dorpelingen
zijn ’t dienaangaande niet eens. „Er is niets te zien” , zegt de
een. „Er zijn belangrijke schilderijen op de groote, oude zaal” ,
zegt de ander. Wij voor ons kunnen niets anders doen, dan %
betreuren dat de fortuin ons na den vrij grooten omweg, dien
wij ons getroost hebben, niet günstiger gezind is, te meer daar
ons anders de toegang wel niet geweigerd zou zijn geworden.
Daarentegen vinden .wij in het in 1836 geheel vernieuwde
kerkje meer dan wij verwachtten. In het nette gebouw zien wij
een zerk van den baron v an Br i e n e n van de L a t hme r , uit
het jaar 1668, en een tombe, waarop het geharnaste beeid van
een’ ridder, van 1657.
Het huis te Echteid schijnt oorspronkelijk een hof van de
kerk St. S a l v a t o r te Utrecht te zijn geweest. Een Ru do l -
f us de Ec h t e l t e komt in 1178 met den titel van Ad v o c at u s
voor, onder de getuigen van bisschop Go d f r i e d van Rh e n e n ,
bij de verdeeling van de goederen van diens vader. Sedert ver-
schijnt een edel geslacht van dien naam, dat Echteid als een
vrij eigen goed bezat, totdat een later He e r, O t t o van Wi j h e ,
in 1495 gedwongen werd, zijn heerlijkheid een leen van Gelder
en zijn kasteel een open huis des hertogs te maken. Bij erfenis
kwam het op het laatst der vorige eeuw aan de Wa s s e n a a r s ,
uit wier bezit het aan de baronnen v a n B a l v e r e n overging.
Echteid is ons verste punt. Yandaar begint de terugtogt. Daar
laten wij ook den zonneschijn achter. De donkere wolkgevaarten,
wier nadering wij reeds lang met bezorgdheid gade sloegen, hebben
zieh over den ganschen hemel uitgebreid en alles met een
eentoonig, droevig graauw overdekt. De vergezigten verdwijnen
in den rievel. llhenens hooge toren, straks nog duidelijk te herkennen
, is verborgen achter het neerhangend dampgordijn , even-
als de golvende lijn der heuvels aan den overkant van den Rijn.
Längs den: weg buigen zieh de toppen der boomen en in de
slooten beeft het riet voor den opgestoken wind. Al vinden
wij een’ korter weg naar de Lingebrug, het landschap behoudt
hetzelfde karakter; maar ’t is als een gelaat, waarvan de vriende-
lijke glimlach verdwenen en door de uitdrukking van stroeven
ernst vervangen is. De straks zoo vrolijk zieh voortspoedende rivier
is thans door golfjes gerimpeld, en donker gekleurd is haar water,
dat längs de met krachtige vuist geschudde rietbosschen stroomt.
De breede weg naar Rijswijk, dien wij inslaan, zou anders bij
günstiger verlichting ons weer een bekoorlijk oord leeren kennen
, met zijn welvarende boerenwoningen , met de kudde schapen
over de velden verspreid, met de welige bouwakkers, op vrij
grooten afstand begrensd door het hooge kasteelbosch van Zoelen
en het digte geboomte, waarin de witte gevel van Djoebang
is gevat. Ook het gehucht Laag Z o e l e n , waar de streek meer
bevolkt is en schilderachtige hutten of aanzienlijker hofsteden bij-
een zijn gegroept, zou zeker een’ aangenamen indruk achterlaten,
als de zon op de strooijen daken speelde, als de boomen en
struiken bij de woningen hun geestige schaduwen op de muren