sen oevers. Wilde pruimenboomen, doornstruiken, varens, bloe-
men, doode stammen en takken, buigen zieh in bonte menge-
1mg er over heen. Helderwit zand blinkt tusschen het krachtig
verlichte groen. Hooge biezen wuiven over den plas. Slanke dennen
en breed getakte populieren rijzen om het lagere houtgewas op.
t Is een heerlijk plekje, vol indrukwekkende schoonheid en liefe-
lijke majesteit. Een natuurlijke waterkom is het niet en dat maakt
haar ook, als eenig in haar soort in den lande, merkwaardig
j _ Ö
t ls een verlaten marmergroeve. De zeer harde kalk, uit de
schelpen en hoorns van zoetwater weekdieren bestaande, levert een
uitmuntend, blaauw en wit gevlekt marmer, dat wanneer het in
genoegzamen overvloed wordt gevonden, de kosten van ontgin-
ning ruimschoots zou kunnen vergoeden. De proef, hier voor
eenige jaren genomen, werd gestaakt. Het water was een groot
bezwaar en ook andere hinderpalen en teleurstellingen bleven niet
uit. Maar men zegt, dat er plan bestaat, op grooter schaal en inet
beter hulpmiddelen, het werk te hervatten. Dan zou de geest
der poezij van dit romantisch, Verborgen plekje wijken, maar
een andere geest, die der magtige nijverheid — toch ook niet
zonder poezij! — zou er zijn woning maken en de geheimzin-
nige erfenis, in de wateren van het groote binnenmeer door den
stillen arbeid van eeuwen hier neergelegd, zou door den mensch
worden aanvaard.
In de beek van h e t Wi l l i n k vinden wij brokken van dit
marmer. Ook de put is er. ten deele van opgemetseld en in de
keuken zien wij de platen, sedert 1822 tot vloertegels gebruikt.
De „scholtinne” vergunt ons gaarne, de producten der groeve in
oogenschouw te nemen en tevens een’ blik te slaan in haar pronk-
kamer, met het oude, kostbare porselein op de kästen en den
hoogen schoorsteenrand. Eigenaardigheden merken'wij overigens
in de inrigting of stoffering der woning niet op. Zij gelijkt op
de gewone, groote en welvarende boerderijen in den lande. De
muren zijn gewit, de zolderingen donker geverwd, de meubelen
eenvoudig en ouderwetsch.
Een’ schölte Willink ontmoetten wij reeds in ’t begin der
16Je eeuw. Stellig is zoowel de naam, als de plaats nog vrij wat
ouder. „Schölte Willink” heet nog de tegenwoordige eigenaar.
Heeft al die eeuwen hetzelfde geslacht hier gewoond P.. — Eigenlijk
heet deze schölte te L in tum, maar dat weet niemand in Win-
terswijk, behalve wie het krachtens hun betrekking weten moeten.
Het is overal in den omtrek, gelijk in Twenthe. Zooais de plaats
heet, heet ook de boer. Van wat geslacht de achtereenvolgende
eigenaars van deze en de overige scholtegoederen geweest mögen
zijn, welken naam zij officieel mögen dragen, de boer van het
Willink wordt nooit anders dan Wi l l i n k genoemd, al heet hij
te L i n t um en die van Lintum staat als te L in tum bekend,
al heet hij ook Willink, Geesink, Temmink, of wat dan ook.
Zoo kau het voorkomen, dat twee of drie volle broeders ieder
een’ anderen naam hebben, of dezelfde naam door volstrekt niet
verwante families worden gedragen.
Dat de uitgang in k hier inheemsch is , evenals in het gansche
oud Saxische gedeelte van ons vaderland, hebben wij natuurlijk
reeds lang opgemerkt. Ook over de grenzen komt zij veelvuldig
voor, tot i n g verzacht. Dat wijst op hoogen ouderdom van de
meeste plaatsen met dien uitgang. Ten deele schuilt zeker hun
naamsoorsprong in het duister; ten deele zijn zij genaamd naar
de ligging of de grondgesteldheid — Noor d of Oos t , hei of
h a a r of h ö r s t ten deele naar een persoon, die wel de eerste
ontginner of bewoner zal zijn geweest — Ra uwe r d of M e n s o ,
O n n o of Roel f . ^HDe man gaf eerst zijn’ naam aan het goed;
later gaf het goed zijn’ naam aan den man.
Onder Willink behoorden van ouds een aantal hoorigen. Zoo
wordt er gesproken van zekeren Gertrechte Schöne Berndts toe
Barninckhave, die met zijn vrouw Jutte zieh vrijkocht, waar-
tegen Hans Dilkinck zieh hofhoorig gaf aan den hof toe Willink.
En op de andere hoven zal het ook wel zoo geweest zijn.
" ’t Is een heerlijke morgen en ook als wij het Willink verlaten
hebben, blijft de weg boschrijk en afwisselend. Groote
boerderijen liggen er in hun eiken; hooggelegen akkers, kreupel-
hout, dennen- en berkenboschjes, mollige mosgronden, wilgen