armhuis, brengt ons buiten Winterswijk. Spoedig gaan wij de
spoorbaan over en wij houden den open grintweg tusschen boschjes
en akkers, sedert de laatste 25 jaren aan de heide ontwoekerd.
Hoog geboomte hebben wij hier dus niet te wachten, maar in
den glans der avondzon en met de frischheid, die een regen-
achtige zomer aan de schrale zandgronden schenkt, ziet alles er
vrolijk en opwekkend uit. Dat ook aan deze zijde van het dorp
uitlokkende binnenwegen door de buurschappen zijh te vinden,
kunnen wij ons ligtelijk voorstellen. Op eenigen afstand zien wij
uitgestrekte bosschen van dennen en eiken en gaarne zouden wij,
als ’t -ons niet aan tijd ontbrak, een der wilde, indrukwekkende
zandsporen inslaan, die regts of links van den grintweg uitgaan.
Onze plannen laten echter dergelijke afwijkingen niet toe. Zullen
wij morgen ons voornemen, om het tot ’s Heerenberg te brengen
en des avonds ncg te Dieren den spoortrein te vinden, ten uit-
voer leggen, dan moeten wij dezen avond Aa l t e n bereiken. En
al is de afstand zoo groot niet, ook te Bredevoort willen wij ons,
des verkiezende, kunnen ophouden en wij hebben reden , om vooral
voor een bezoek aan de oude heerlijkheid Wa l f o r t eenigen tijd
beschikbaar te houden, eer de duisternis invalt. Wij moeten ons
dus vergenoegen, met. ons uit hetgeen wij reeds van de buurschappen
bij Winterswijk gezien hebben, een voorstelling te vormen
van wat wij daar ginds ter zijde van den weg te zien zouden
krijgen en voorts met de uitzigten over de met bosschen om-
zoomde velden en met de inkijkjes, ons hier en daar in de zij-
wegen vergund. Groote boerderijen komen wij niet voorbij, over
’t algemeen staan er niet veel huizen längs den weg. Alleen vinden
wij er een paar buitenverblijven van Winterswijksche notabelen,
waaronder d e Kr im door zijn’ aanleg met weiden en water-
partijen en door zijn fraaije accacia’s een eerste plaats bekleedt.
Ook hier herinnert ons een steenbakkerij aan de belangrijkheid
van den bodem. „Het Molenveld en het Groote veld — die wij
aan onze linkerhand houden — is een diluviaal heuvel met grint
en keijen, inwendig tertiairen leem bevattende,” zegt Staring,
die eenige boringen en uitgravingen in dezen omtrek vermeldt.
Enkele nog niet ontgonnnen heidevelden merken wij nog op, maar
zij worden hoe langer hoe meer in cultuur gebragt en door bouw-
land of dennebosch vervangen. ’t Is dan ook een aangename weg
vol afwisseling, kronkelend genoeg om niet door onafzienbare
regtheid te vervelen. Hebben wij ons voorbehouden, een eind
weegs gebruik te maken van den achter ons körnenden wagen op
Aalten, die onze bescheiden bagage overbrengt, ’t is ons geen
teleurstelling, dat wij nog in lang niet zijn dof geratel de stilte
van den avond hooren verstoren. Ontgaan kan hij ons niet, maar
de wandeling is te genotrijk, om ons naar zijn komst te doen
verlangen, en ’t is eerst bij de brug. over de Slingerbeek, waar
de eiken der scholtegoederen Hemmi n k en Ge u r k i n g het
landschap sieren en wat meer huizen, met toi en School, tot een
gehucht zijn bijeengegroept, dat hij ons eindelijk heeft ingehaald.
Een plaats daar binnen trekt ons weinig aan en de bok is reeds,
behalve door koetsier en conducteur, door drie of vier reizigers
bezet. Van ouds weten wij echter, dat dit geen bezwaar is. Bovenop
is altijd nog wel een hoekje over, op of tusschen de pakgoederen
onder het zeil, en spoedig troonen wij er dan ook op koffers en
manden, als zegevierende helden op een triomfkar. Gelegenheid
om het landschap te overzien en uit den mond onzer medereizigers
eenige bijzonderheden op te vangen, hebben wij er overvloedig.
Aanvankelijk blijft de streek nog hetzelfde karakter behouden
en enkele Schölten, in de bosschen wonende, worden ons aange-
wezen. Maar allengs blijkt het, dat wij het gebied van grint en
keijen verlaten hebben en genaderd zijn tot de lagere, veenachtige
gronden, waaraan Bredevoort in der tijd zijn geduchte sterkte
ontleende. Moerassen en poelen zien wij niet veel meer, maar
groote weiden, populieren en wilgen, vlakke velden, ruime ver-
gezigten, Het torentje van Bredevoort hebben wij voor ons; nieuwe
woningen van kleine boeren en arbeiders scharen zieh längs den
weg; een paar fabrieken en heerenhuizen getuigen, dat ook hier
de nijverheid beoefend wordt en welvaart bragt. Het stadje heeft
zieh blijkbaar aan dezen kant uitgebreid buiten den kring zijner
grachten. Dit is alles uit den nieuweren tijd. Toen Bredevoort