Mo n t b e l i a r t is gekomen. De overeenkomst van de wapen-
schilden— twee zalmen— zou er voor kunnen pleiten, wanneer
in dien tijd reeds erfelijke wapens in zwang waren geweest en
de nabijheid eener vischrijke rivier niet het aannemen van een
paar zalmen als wapenfiguur zeer natuurlijk maakte. Uit Altena
sproten de geslachten v an G ie s s e n en van Br a k e l , waarvan
het laatste tot den Gelderschen adel behoorcle. Di r k van A l t
e n a , tusschen 1145 en 1172 herhaaldelijk in de oorkonden vermeld,
voerde den titel van vrij man (liber homo) en schreef
zieh: bij Gods g e n a d e He e r van Al t ena. De leenpligt aan
Cleve werd echter niet ontkend, ook niet, toen Dirks kleinzoon,
eveneens Dirk geheeten, zijn slot Altena en zijn allodiale goe-
deren in 1230 ter leen aan Holland opdroeg. De heerlijkheid was
daaronder niet begrepen. Na zijn’ dood ging Altena over in ’t
bezit van zijn’ neef Wi l l em van Ho o r n e , e n i n d i t geslaoht
bleef h e t, totdat de weduwe van den te Brussel onthoofden graaf
het land voor 90000 guldens aan de Staten over Holland verkocht.
Reeds veel vroeger w a s ’t evenwel een’ grave van Holland
gelukt, de zoo begeerde regten van leenheer van het land van
Altena te verkrijgen. In 1332 kocht graaf Willem III hen van
den graaf van Cleef, gelijk hij twee jaar later die op Heusden
wist te verkrijgen, aldus zijn gebied aanmerkelijk uitbreidend,
al kwam Heusden eerst in 1357 voor goed onder de Holland-
sche heerschappij.
De bürgt was op een’ vrij hoogen heuvel gebouwd, niet ver
van het dorp Almk e r k , waar reeds in 698 door S u i t b e r t u s
een kerkje werd gesticht en dat dus onder de oudste plaatsen
van ons vaderland mag gerekend worden. Ook de bürgt zelf kan
uit overouden, al is ’t ook wat jonger tijd, uit de 9äe eeuw, af-
komstig zijn geweest. Wij zouden evenwel bij een bezoek aldaar
noch dat eerwaardige bedehuis, noch het sterke kasteel meer
vinden. De eenvoudige houten gebouwtjes, door de eerste Chris-
tenpredikers hier en daar gesticht, zijn natuurlijk alien7 sedert
eeuwen verdwenen. En van het slot op den heuvel werden de
laatste overblijfselen, twee zware tienkantige torens, op het einde
der 17de eeuw gesloopt. Sinds 1393 had het reeds in puin gelegen.
De edelen, die Al e i d e van P o e l g e e s t hadden omge-
bragt, waren he'rwaarts geweken. Hun bürgten werden verwoest
door C o e u r a a d Ku s e r , die zelf den moord zijns zoons had
'te wreken, en als eindelijk het met wanhopigen moed verdedigde
kasteel van Altena den verbitterden vader bij verdrag in handen
valt, dan wordt hun leven gespaard, maar de muren, waar zij
veiligheid hadden gezöcht, moesten ’t ontgelden.
Yeel grooter ramp nog trof het land van Altena door den vloed
van 1421. Verscheidene dorpen en kasteelen werden voor altijd
door de wateren verzwolgen.
De dorpjes Op- en Ne e r -An d e l aan den dijk hebben een
fraaije ligging. Daar is een groot bosch, bij h e t H o f behoo-
rende, — een sieraad van den omtrek,— en vriendelijk steken de
witte blinkende zeilen der scheepjes er tegen af, terwijl het vee
in den uiterwaard den voorgrond stoffeert. Heeft het land van
Altena den naam van rijk en vruchtbaar te zijn, wat wij er van
zien kunnen weerspreekt die lofspraak niet, en in de nabijheid
dezer liefelijke dorpen vinden wij een der schoonste riviergezigten
van onzen watertogt, die toch aan eigenaardige schoonheden geens-
zins arm is.
Ook G i e s s e n en Ri jswi jk liggen aan den dijk, maar uit-
gestrekte platen, die een breed voorland vormen, houden ons
er tamelijk ver van verwijderd. ’t Zijn beiden oude plaatsen, waar
Suitbert in de 7äe eeuw het Evangelie heeft gepredikt en kerken
heeft gesticht, en Giessen prijkte eertijds met een sterk kasteel.
Er is evenwel thans voor ons niets merkwaardigs meer te zien.
Het landschap wordt ruim en kaal. Voorbij Poederoyen hadden
wij aan de Geldersche zijde geen dorpen meer. Maar over de
vlakte vertoonen zieh zeilen en de rookwolken eener stoomboot.
Daar stroomt de Wa a l , die alleen nog door de läge velden van
den polder Mu n n i k e n l a n d van de Maas is gescheiden en haar
allengs meer nadert, om zieh straks met haar te vereenigen. Voor
ons, bij het punt waar zij zamenvloeijen, vertoonen zieh de stroeve
muren van L o e v e s t e i n. Daarnevens teekent zieh de zware steen