Wij verlaten den ouden toren met zijn droevige gevangenis, die
zooveel beeiden voor ons opriep uit den ouden tijd — den „goederi
ouden tijd!” — Nog een blik in de groote eetzaal aan de achter-
zijde van het huis en in de galerij, waar het portret van prins
Wi l l em III hangt, en wij hebben ’t voornaamste van het eer-
waardige kasteel gezien.
In zijn tegenwoordige gedaante dagteekent het uit de eerste
helft der 18de eeuw. Toen Cl a a s Br u in Rozendaal zag, was
het reeds nagenoeg in dezen zelfden vorm. De fraaije gevels in
renaissancestijl, het torenvormig gebouw, waarin de hoofdingang
was, de schilderachtige uitbouwsels aan den zijgevel, de poorten
en de muren van het voorplein, met de galerij, die de keukens
aan het hoofdgebouw verbond en de volières daar tegenover, de
„bassecour” met zijn stalling, de bruggen over de grachten, dat
alles was verdwenen. Baron L. A. T o r c k had het „wanstaltige
huis” door een nieuw laten vervangen, waarin het vierkante
muurwerk intusschen nog van het oude over schijnt gebleven.
’t Was zeker meer naar den smaak dier dagen, maar vrij wat
stijver en minder fraai van lijnen, dan ’t zieh in de 17de eeuw
vertoonde, zooals ’t omsteeks 1616 door De r k van Do r t h
was herbouwd. Het was toen nog sterk genoeg, om in 1629,
door eenige boeren bezet en met eenige bussen gewapend, de
plunderende Croäten buiten te houden. Van Rozendaal in den
tijd der hertogen is er geen afbeelding bekend. Een gebouw uit
een stuk, naar een vast plan opgetrokken, was het blijkbaar niet.
Onophoudelijk werd er getimmerd en gemetseld, vernieuwd en
gelapt. Nu eens werd er een kamer voor den jonker bijgebouwd,
dan een trap bij die van den hertog, straks een kamer naast
zijn slaapvertrek, soms een schuur, of een stal voor de paarden
der hertogin, of voor den gülden wagen van hertog Aernout.
De nevengebouwen waren met stroo, de hoofdgebouwen met lei
gedekt. Er wordt gesproken vaii twee portiers en dus waren er
minstens twee poorten ; ook wordt de waterpoort vermeld. Behalve
de groote toren wordt de keukentoren genoemd, nog een toren,
waar in 1450 de jonker en de jonkvrouw sliepen en de gevangentoren
bij de waterpoort. Er is sprake van drie zalen boven elkander,
van de vstaetkamer” , de kapel, mijner vrouw;e kamer,
van die der juffer van W i j , van burggraafs-, maarschalks-,
bontwerkers-, pylstvckers-, keukenschrijverskamer, waarvan de
laatsten wel in de nevengebouwen zullen te zoeken zijn. Er was
in 1432 een klok, die siecht liep en er was in 1445 een horlo-
gium, dat te Arnhem gerepareerd moest worden. Er werd een
groote //saffoer” aangelegd ’ , waaraan heel wat werd getimmerd
en gestopt.. Er was een wijngaard en een moestuin. Stallen voor
hengsten, hokken voor windhonden, valkenhuizen ontbraken er
natuurlijk niet. Wandtapijten, sieraden voor de kapel, enkele
huismeubelen worden vermeld, en al kunnen wij ons niet alles
in de bijzonderheden voorstellen, het blijkt genoegzaam, dat het
hertogelijk kasteel een ruim en prächtig verblijf was. Een vrij
talrijk personeel was er aan verbonden, waaronder de leeuwen-
wachter, de papegaaijenwachter, de roekenvanger, de wolfsvan-
ge r, de rattenvanger, de stockmeester, de barbier, ook een heiden
met vrouw en kind, benevens een aantal bouw-, tuin- en wapen-
knechts en dienstmaagden onder „Moeder Lijsken” met name
worden genoemd.
Behalve het park bezit Rozendaal nog een’ schat van schoone
partijen. Vermaard is de wilde P l a g d e l , met zijn talrijke met
dennen begroeide heuvels, het uitzigt van den T o n b e r g ,
thans intusschen wat veel door het hakhout weggenomen, de
woeste steile bergwand ’ bij het J a g e r s b e e k j e, waar op de
ten deele door het metselwerk geschoorde kanten zware boomen
wassen. Bekend is de trotsche beukengroep bij den grooten weg,
het geemancipeerde overblijfsel eener oude beukenhaag, en het
statige hout bij de kerk. Ook de Ka p e l b e r g verdient een be-
zoek, om het ruime gezigt over bouwvelden en de Velpsche
1 Savoor reservoir, vischvijver, volgons Ki l ianus .