kamer hangt toch prent noch beeid, waaruit wij ’t kunnen op-
maken. Maar aan een’ kapstok hangt een lange, zware, donker
gekleurde vrouwenmantel met kap. Dat is een onbedriegelijk
teeken. Geen Protestantsche in Zeenwsch Viaanderen draagt zulk
een’ mantel, die de Vlaamsche afkomst verraadt. De R. Catho-
lieke daarentegen gaat, ook bij zomerdag, niet ligt zonder dit
kleedingstuk uit en de weinige vrouwen, die wij op onzen zwerf-
togt ontmoeten, zijn er altijd door te onderscheiden.
Wij zijn vroeg uit de veeren, want de dag moet goed be-
steed worden. Maar Piet was ons toch voor geweest. Hij heeft
uit eigen beweging aan het postkantoor reeds naar brieven ge-
vraagd [, hij heeft zieh reeds vergewist, dat de archivaris, de
heer G. A. Vo r s t e rma n van Oi jen, uit stad is ; hij heeft
den secretaris reeds verzocht, ons straks op het stadhuis te.ont-
vangen; hij heeft den Doopsgezinden predikant van onze komst
verwittigd; hij heeft, in een woord, alles gedaan, wat hij vermögt
, oin ons het körte bezoek aan Aardenburg zoo vruchtbaar
mogelijk te maken. Daarmede heeft hij ons vrij wat tijd doen
winnen, want wij zouden geen vrijmoedigheid hebben gehad,
voor half zeven in den morgen reeds zooveel bezoeken af te leggen!
Met een wandeling door de stad beginnen wij onze dagtaak.
Is Aardenburg op verre na niet meer, wat het voor eeuwen geweest
is, ’t is toch een vrolijke, vriendelijke plaats, waarin veel
meer teekenen van welvaart dan van kwijning zijn op te merken.
In de lange, breede straat, waaruit zij hoofdzakelijk bestaat,
staan tal van fraaije heerenhuizen en oude, maar goed onder-
houden gevels, waaronder die van het weeshuis uit het jaar 1631,
die echter zijn trappen verloor. Ook zien wij er meer dan 6en
nieuw gebouw, als het stadhuis, dat aan een mim beplant plein
ligt, en het gasthuis, met een’ grooten, smaakvol aangelegden
tuin. Ook een aanzienlijke buitenplaats, B l o eme n d a a l , is er,
met waterpartijen, trotsch geboomte, gazons, bloem- en.heesterperken.
Aan alle zijden is de stad door houtgewas omringd en
schilderachtig komen haar muren en daken uit tusschen het weelde-
rig groen van hagen en boomgroepen. Hoog daar boven rijst de
toren en het dak der statige St. Bav o - k e r k . Wij vinden het
ruime gebouw thans in een’ uithoek der stad op een uitgestrekt, -
met iepen en kastanjes beplant grasplein. Blijkbaar was zij er
op aangelegd, om met twee torens aan den Westergevel te prijken
en de geheele bouw toont aan, dat zij uit verschillende tijden
dagteekent en herhaaldelijk veranderd en vergroot werd. Er zijn
Romaansche en Gothische gedeelten te onderscheiden en niet lang
geleden werd zij met zorg ten deele gerestaureerd, al past het
nieuwe Gothische raam bij den ouden Romaanschen ingang niet
al te goed. De slanke toren is wat stijf van vorm en uit het
dak rijst een smakeloos koepeltorentje, maar het geheel is toch
grootsch en indrukwekkend genoeg, om nog een sieraad van
Aardenburg te zijn en getuigenis te geven van den bloei, waarin
de stad zieh eenmaal verheugen mögt. Toch was deze kerk noch
de eenige, noch zelfs de aanzienlijkste van het oude Aardenburg.
Even buiten de tegenwoordige stad loopt de weg naar
Maldeghem längs de plaats, waar de prächtige O. L. V. heeft ge-
staan. Had Eligius er reeds in 641 een kerk gesticht, door de
Noormannen in de 9äe eeuw verbrand, het bedehuis, dat reeds
in de 10 de eeuw op de grondslagen van het verwoeste verrees,
stond lang in hooge eere om haar wonderdoend Mariabeeid. Nevens
duizenden bedevaartgangers, werd zij door twee Engelsche koningen
en een’ Franschen koning bezocht, door Lodewijk XI rijk be-
giftigd. Een kapittel van 16 kanunniken was er^aan verbonden.
Drie torens had zij en kostbare geschilderde glazen, die nog in
Schotland bewaard moeten worden. In de laatste jaren der 16de eeuw
kwam zij in verval, in 1604 was zij een puinhoop en in 1625
werd zij tot den grond toe gesloopt. Een paar grafzerken, uit
de kerk afkomstig, liggen op de 'achterplaats van ons logement,
tot stoepsteenen afgedaald.
In dat zelfde jaar 1625 werden de nieuwe vestingwerken
aangelegd, waardoor een groot deel der oude, deerlijk vervallen