Aan de eikenlaan van Weerdestein grenst de beplante singe!,
die aan drie zijden het terrein van Hi n d e r s t . e i n omringt, en
een körte sparrenlaan leidt naar het poorthuis met zijn rood-
pannen dak, en de grootendeels nieuwe nevengebouwen. Van de
oude ridderhofstad is de vierkante toren, eveneens met roode
pannen gedekt, nog overgebleven, al werd hij belangrijk ge-
restaureerd. Het huis verloor de brug door het dempen van de
gracht en schijnt geheel of grootendeels vernieuwd, al herinnert
het in zijn vormen aan vroegeren bouwstijl. Met zijn’ bloemtuin
en de hooge populieren, die in de nabijheid oprijzen, sluit het
zieh als een deftige huizinge aan de landkasteelen längs de Wete-
ring aan, al Staat het in omvang en luister bij anderen achter,
’t Wordt zorgvuldig onderhouden en heeft een günstige ligging,
door het fraaije uitzigt over uitgestrekte weilanden op de bosschen
van Moersbergen en van ’t huis te Doorn in de verte.
Hinderstein was van ouds een Gaesbeeksch leen. De stichter
van het slot schijnt, blijkens het wapen, tot het geslacht van
Wu l v e n tehebben behoord. Wi l l em Suyrmond van Heyn-
der s t eyn, Knape , wordt genoemd onder de edelen, die hun
zegel hechtten aan een’ landbrief ten tijde van bisschop Arent
van Hoorne in 1375. In I486 bezegelden Ernst en G ijsb e rt
van Hynde r s t ey n, eveneens Knapen, met vele anderen den
verbandsbrief met den postulaat Rudolf van Diepholt tegen Heer
Walraven van Meurs. Sedert diens zoon Wi l l em de hofstad
aan Be r n d t Gr a uwe r t overdroeg, verwisselde zij herhaalde-
lijk van eigenaars, waarvan sommigen in de ridderschap van
Utrecht verschreven waren. Thans wordt zij bewoond door een
lid van het edele Eriesche geslacht Vegel in van Claerbergen.
Een ander Friesch edelman, jhr. v a n Swi n d e r e n van
Ri j s , is eigenaar van het landgoed L u n e n b u r g , dat aan Hinderstein
grenst. En er was kans geweest, dat nog een derde naam,
in dat gewest tehuis behoorend, aan dien van een der oude
heerlijkheden bij Neerlangbroek verbonden zou zijn geworden. De
dagbladen berigtten voor eenigen tijd de aanstaande veiling van
de ridderhofstad Ro d e n s t e i n . Men verhaalt, dat een heer uit
RODESTEIN EN LUNENBURG.
het Noorden naar Driebergen was gestoomd en van daar her-
waarts was gereden, om de „ridderhofstad” te zien en haar te
koopen, als zij aan zijn verwachtingen beantwoordde. Een blik
op het huis was voldoende. Uitstappen zelfs was overbodig. „Keer
maar om, koetsier.” En met den eersten trein den besten spoorde
de vreemdeling weer huiswaarts. Inderdaad was Rodestein dan
ook een weinig begeerlijke woonplaats. Het läge en breede huis
aan de Wetering was sinds lang onbewoond en in verval. Het
onder het huis behoord terrein was niet groot en verwaarloosd.
Thans is er nog minder van over. Schum tegenover Hinderstein
zien wij een oude stalling en enkele hooge, verwilderde boomen.
Dat is alles, wat aan de voormalige ridderhofstad herinnert. Het
uitgestrekte bosch daarnevens is de overplaats van Lu n e n b u r g
■en tot hetzelfde goed behoort het digte. donkere, wel wat som-
bere houtgewas aan onze regterhand. Lunenburg is een fraaije,
deftige plaats, met tj-otsche lanen en waterpartijen. Een sierlijk
ijzeren hek tusschen hardsteenen palen sluit den hoofdmgang af.
Kloeke bruggen leiden naar de overplaats. Aan de gebouwen
wordt goed de hand gehouden en bloemen ontbreken niet op
het ruime plein voor het huis. Maar ’t is er stil en doodsch.
De vensters van het statige, moderne grijsgeele huis zijn geslo-
ten. De Heer van Rijs bewoont zijn prächtig landgoed m ’t Gaas-
terland en zijn schoone bezitting bij Neerlangbroek is verlaten.
De dagen zijn voorbij, waarin op Lunenburg een vrolijke drukte
heerschte, toen ’t denbaronnen v a n L i jn de n een geliefdzomer-
verblijf was en rnenig gast er vertoefde, menig feest er gevierd
werd. De houtstapels onder het geboomte der overplaats toonen,
dat het een rentegevend goed is, rijk aan bosschen. Maar t zou
ook nog altijd een bekoorlijke lustplaats zijn voor een aanzien-
lijke familie, vooral als de bijl hier en daar wat ruimte maakte
in het al te digt begroeide plantsoen. De breede, trotsche eiken-
en sparrenlanen, längs de Wetering of landwaarts in zieh uit-
strekkend, geven er een voorkomen aan van deftigheid en grootsch-
heid, dat zoo goed bij de oude, adellijke bezitting past. Want
ook Lunenburg is reeds sinds eeuwen als een edele huizinge