Wa g e n a a r voor den T e g e nwo o r d i g e n S t a a t d e r ’Ver-
e e n i g d e Ne d e r l a n d e n geleverd, komt, — vreemd genoeg —
omtrent het huis en de heerlijkheid Dorth geen enkel woord
voor. Misschien rekende hij „den kring van Dorth” niet tot
Gelderland, waartoe te meer aanleiding was I omdat die kerkelijk
onder het Overijselsche Bat h men behoorde en het Geldersche
deel destijds nog een klein afzonderlijk schoutambt was. Eerst in
1822 werd het aan de burgerlijke gemeente G o r s s e l getrokken.
Het oude, nog bestaande, geslacht v an Do r t h is naauw
aan dat van Voo r s t verbonden. Een overlevering spreekt van
Ra ymo n d , grave van Eo r e s t , en Do r o t h e a zijn zuster, uit
Frankrijk afkomstig, waarvan de eerste het huis te Vo o r s t ,
de laatste dat te Do r t h timmerde. Dit nu is blijkbaar een ver-
zinsel, maar in 1190 werd de Heer van Voorst door den bis-
schop van Utrecht verschreven als zijn leenman wegens zijn heerlijkheid
Voorst , en zijn onderheerlijkheden Rechteren, Dor th
en Do r e n b u r g . it Vermoeden ligt voor de hand, dat in den
loop der 13de eeuw een der zoons uit den huize Voo r s t de
heerlijkheid Dorth ontving en er den naam van aannam, met
behoud van het vaderlijk wapen en helmteeken. Heer Di r k
van Du r r e t h e , die in 1302 leefde en destijds reeds vader
van drie volwassen zonen was, wordt als de stamvader van
het geslacht genoemd. Zijn zoon Zeno van Durt werd in
1313 door den graaf van Gelre beleend met het huis eii de
heerlijkheid of borchgraafschap en door den bisschop met den
hof te Dort. Het schijnt dus, dat de graaf den burgt heeft ge-
bouwd en dien ter bewaring toevertrouwde aan een’ edelman,
die den reeds veel ouderen h o f te Do r t van den bisschop in
leen hield. ’t Zal wel ter bevordering van de goede verstandhouding
zijn geweest, dat de belangrijke grensvesting werd gesteld in
handen van een’ Overstichtschen Heer, wiens magtige bloedver-
wanten ook met den graaf in vriendschappelijke betrekking ston-
den en wiens vrouw uit het Geldersche geslacht van Bo r c u l o
was. Eenigszins vreemd schijnt het, dat Zeno’s zoon en naamge-
noot in 1329 door den b i s s ch op met het huis en de veste te
HET 'TESENWOOEDIGE HUIS. 217
Dort werd beleend, terwijl hetzelfde in 1348 door Gelder geschiedde,
toen .„dat Huys to Durt” bij S eine van Du r t en zijn’ zoon
He n r i k voor een open huis erkend werd. Welligt had de kerk-
vorst, J a n v an D i e s t , getracht zieh van het bezit der veste
te verzekeren, gelijk hij twee jaar later, in 1331, een anderen
voor hem belangrijken grensburgt, dien te Di e p e n h e im, e n d e
regten op de stad En s c h e d e kocht. Lang heeft dan echter het
Sticht de beschikking over het huis niet gehad en na 1348 bleef
het onbetwist aan Gelre. Of het voor of na 1348 was, dat H e n d r ik
van Do r r e t e den Zutfenaren vrij wat vee had ontroofd, is
onzeker, daar de klagt daarover ingebragt het jaartal mist. Tot
1626 was het de bezitting van den hoofdstam der v an Do r t h s.
Toen bragt een erfdochter het aan het grafelijk geslacht v an
F l o d o r f f , terwijl het in 1752 door erfenis aan een’ Duitschen
vorst, „Hendrik IX grave van Re u s en P l a uwe n ” kwam.
Deze buitenlandsche Heer had er geen betrekking op en de
heerlijkheid kwam bij afwisseling aan verschillende familien, terwijl
belangrijke gedeelten, vooral in het Overijselsche, voor en na
werden verkocht. Wat er over is, nog altijd een aanzienlijk land-
goed, behoort thans den heere L. Kleyn.
Het legenwoordige huis is van betrekkelijk nieuwe dagteeke-
ning en heeft uitwendig niets opmerkelijks. Met den zijgevel is
het gekeerd naar den weg, waarlangs wij kwamen en dien het
in al zijn regtheid overziet. Het heeft eene verdieping boven de
kelders, behalve aan het front, dat eerst in t gezigt komt, als
wij een brug over de beek en een lange schutting achter ons
hebben. Het middelgedeelte daarvan is tot een tweede verdieping
opgebouwd, met stoep, balkon en pilaren. t Is omiingd
van een uitgestrekt, maar wat kaal en verwaarloosd terrein, dat
door de Dorthsche beek wordt bespoeld. Ook de ruime, maar
met biezen en waterplanten begroeide waterpartij, door de beek
gevormd, versterkt den indruk, dat de eigenaar niet veel meer
dan het noodigste aan het onderhoud ten koste legt. Doet dat
niet altijd schade aan het schilderachtige van het landschap, het
mist daardoor toch dat voorkomen van zorgvuldige verpleging,