ons bezoek naar Amsterdam. Bij den ingang vinden wij een groote
zerk van een’ Heer uit het geslacht van Gh i s t e l l e s en eenige
oude schilderijen | in een kamer daarnevens een aantal oude straf-
werktuigen, wapens, zegels, perkamenten Charters, waaronder
het stapelrecht van Brugge van 1323, overblijfsels van beeidwerk
uit de verbrande kerk en merkwaardige stukken druipsteen, uit
een gewelf der voormalige vestingwerken afkomstig.
Omtrent de oorspronkelijke bestemming van een paar antieke,
zeer geschonden, maar toch nog bezienswaardige geveltjes, die wij
bij onze rondwandeling opmerken, schijnt. niets meer bekend.
Vermoedelijk behoorden zij tot een groot gebouw, even als het
brok toren in een zijstraat daarnevens.
De kerken van de Hervormden en R. Catholieken zijn nieuwe,
nette gebouwen en met genoegen zien wij, om de wille der stad, die
zulk een verleden had, dat niet alle vermögenden en aanzienlijken
haar hebben verlaten. Er staan nog vrij wat deftige heerenhuizen
en wij scheiden van Sluis met een’ diepen indruk van vervlogen
grootheid, maar toch niet zonder hoop, dat de bangste dagen voor
haar voorbij zijn en voor de landstad te midden van haar vrucht-
bare velden een tijd van bescheiden voorspoed gekomen zal zijn.
Jammer is het, dat de kantwerkschool, in 1854 opgerigt, in 1872
weer te niet ging.
’t Is reeds donker, als wij Sluis verlaten, om naar Aarden-
burg te rijden. Wij kunnen dus van het landschap weinig anders
zien, dan dat wij eerst wat houtgewas voorbijkomen en dan open
velden nevens ons hebben, totdat wij voorbij den toi, waar de
grintweg van Oostburg zieh afbuigt, weer de donkere omtrekken
van hoog geboomte en de flaauwe lijnen van uitgestrekte riet-
bosschen ontwaren. Moesten wij morgen niet tot aan den toi
dezen zelfden weg volgen, dan zouden wij het niet kunnen ver-
antwoorden, in de duisternis een zoo merkwaardige streek door
te rijden. Wij zijn toch in de h a v en van Aa r d e n b u r g . Die
hooge boomen staan op de oude dijken. Door die rietbosschen
slingert zieh een smal en ondiep watertje, dat nu en dan den
weg nadert. ’t Is het overschot van de rivier d e Ee de , die in de
zandheuvels van het niet ver verwijderde Ma l d e g h em, op Belgisch
grondgebied, ontspringt. De oudste waterweg naar zee,
waaraan Aardenburg zijn’ vroegtijdigen voorspoed dankt, is dit
riviertje echter niet. Voor eeuwen lag de bloeijende stad aan een’
breeden en diepen zeearm, die ook de muren van O o s t b u r g
bespoelde en de natuurlijke grensscheiding tusschen A a r de n-
b u r g e r - en Oo s t b u r g e r amba c h t uitmaakte.O o De Eede doorsneed
destijds de ,/gern eene weiden”, als het Aardenburgsche
moor of moer bekend. Maar bij het verlanden van den zeeboezem
werd in de 13de eeuw de rivier, die bij Slepeldamme in het
Zwin viel, aanmerkelijk verbeterd. Ook in volgende eeuwen werd
er veel aan ten koste gelegd, om dit vaarwater, voortdurend door
opslijking of watervloeden bedorven, op behoorlijke diepte te
houden. ’t Was echter vergeefs. Tegen de natuur was niet te strij-
den en te minder, omdat allerlei uiteenloopende belangen, vooral in
den loop der 18de eeuw, den mond der haven beurtelings toe-
damden en openden, totdat in 1813 de Fransche generaal van
Damme, krachtens door Napoleon verleende concessie, voor goed
den mond der Eede sloot en de haven in bouwland veranderde.
Wat er over was van de rivier, die door een sluis met het Zwin
gemeenschap had, werd nog een’ tijd lang voor kleine beurt- en
vrachtschepen gebruikt. P i e t had er voor jaren nog een’ beurt-
man op Rotterdam helpen lossen, op de plaats, waar hij ons nu
een’ tuin aanwijst. Zoo had ook Aardenburg opgehouden een zee-
en koopstad te zijn.
Als wij het stadje binnenrijden door de eenige nog gespaarde
poort — de Waterpoor t —- ontwaren wij in de gansche lange
straat geen teeken van leven meer. Alles is in diepe rust; ook
in het logement h e t h o f v an Ho l l a n d wacht men blijkbaar
geen gasten meer. Piet klopt de bewoners' op en binnen weinig
oogenblikken is alles tot onze ontvangst gereed. Waaraan zien
wij onmiddellijk, dat zij R. Catholiek zijn ? In gelag- en slaap