Wildforstersambt op de Veluwe. Na het uitsterven van het oude
geslacht kwam Middachten in 1623 aan de Raesfelts, vervolgens
aan de Reede’s en door huwelijk aan de Bentincks. Een afbeel-
ding van het huis, waarschijnlijk zooals het zieh na de herstel-
ling in 1643 vertoonde, hangt in een der vertrekken, maar is
moeijelijk te zien. ’t Schijnt een hoog, zwaar gebouw te zijn ge-
weest, met dikke muren en weinig vensters, met grachten, brug-
gen en voorburgt, gelijk ’t zulk een’ ouden ridderburgt betaamt.
Willen wij nu nog het On z a l i g e b os ch bezoeken, dan
moeten wij ons van rijtuig voorzien. Daartoe is goede gelegen-
heid in het voortreffelijke logement de En g e l , waar de eige-
naar, de hee rGoe dvr iend, met merkwaardigen spoed een’ maal-
tijd gereed maakt, terwijl wij uitrusten onder het genot van het
uitzigt op den straatweg met zijn eiken, den IJsel en de rijke
velden, waaruit Doesburgs toren oprijst. De herberg ligt aan het
begin, of aan het einde van het dorpje de S t e e g , —■ eigenlijk
Rh e d e r - of Mi d d a o h t e r s te e g — een gansch nieuwe plaats,
met nette huizen, waar in den zomer kamers worden verhuurd,
een paar logementen en enkele grootere buitenverblijven, waar-
onder dat van den heer Vi r u l y , den eigenaar van het On z a l
ige bosch. Zijn opkomst dankt het geheel aan de vreemde-
lingen, die dit door de natuur zoo rijk begunstigd oord bezoeken.
De R. Catholieken hebben er een kerkje; de Protestanten be-
hooren onder het naburige El l e c om, waar wij straks nog een
bezoek hopen te brengen.
De naam van het /, Onzalige bosch” zou ons welligt doen
verwachten, dat wij een woest en ondoordringbaar woud gingen
binnentreden, waar weg noch steg is te vinden, waar de roeke-
looze vreerndeling hulpeloos in de wildernis zou verdwalen, of
wegzinken in het verraderlijk moeras. Zulke bosschen zijn er ten
onzent niet meer. Het laatste van dien aard was het B e e k b
e r g e r b o s c h , voor eenige jaren geveld en ontgonnen. Door ’t
Onzalige bosch loopt zelfs een kunstweg en men kan er met
rijtuig een groot gedeelte van bezoeken. Daarmede is nu echter
weer niet gezegd, dat wij er niets dan een beschaafd en karakter-
loos landschap zullen aan treffen. Met minder dan twee paarden
kan hier niet gereden worden, ’t Gaat bergop en bergaf en menig
ruwe zandweg met gaten en kuilen, diep door het afstroomend
regenwater uitgespoeld, herinnert nog aan den tijd, toen de be-
zitting weinig waarde had, omdat het nagenoeg onmogelijk was,
het gevelde hout weg te voeren en de onmisbare mest te rijden
naar de voor den akkerbouw niet ongeschikte lieidevelden. Door
den aanleg van den kunstweg is het landgoed aanmerkelijk ver-
beterd, maar een deel van zijn woeste schoonheid heeft het daarbij
ingeboet. Er blijft intusschen nog genoeg over, om den wande-
laar ruimschoots te beloonen, vooral, wanneer hij den togt over
den P r i n s Wi l l ems b e r g en den C a r o l i n e n b e r g er aan
verbinden wil. Eenige uren mag hij daar wel voor rekenen. Niet
te zwak moet zijn borst, niet te traag zijn voet zijn. Kaart en
kompas kunnen te pas komen, wat mondvoorraad en een wel-
gevulde veldflesch zijn niet te versmaden; want evenmin als hij
ligt een levend wezen ontmoeten zal, om naar weg of rigting
te vragen, evenmin is er — behalve een enkele uitzondering —
huis of hut, of zelfs beek of bron te vinden.
Uit het dorpje, tegenover het landhuis des heeren Vi r u l y ,
leidt de grintweg tusschen de Middachter o O en Rhederoordsche
bosschen, längs de hoogte yKi jk over” , naar den ingang van
het Onzalige bosch. ’t Is grootendeels een fraaije holle weg onder
’t gewelf van welig groeijende beuken. Straks klimt hij en geeft
ons den Rouwenberg te zien, waarheen een zandspoor zieh af-
wendt, evenals naar de boschjes van T a s s e l t , die thäns te
ver buiten onzen koers liggen. Den beroemden steen, die zulk
een reis heeft gemaakt en zooveel geld heeft gekost, zouden wij
er ook niet meer vinden. Toen de baron v a n He e c k e r e n de