plaats en gezond zijn de linden rondom het. groote marktplein
blj de kerk. Dat marktplein, met zijn talrijke palen en niet
weinige herbergen, heeft te verhalen van de belangrijke paarden-
markten, hier sinds onheugelijke jaren gehouden, als heer en
boer, F rausch man en Duitscher, Belg en Nederlander er zamen-
stroomen en de nog altijd gezöchte Geldersche rossen in lange
rijen aan de lijn staan. Heden is ’t er leeg en stil. De be-
volking is op het veld aan den arbeid of binnenshuis bezig, en
de hooge stompe toren rijst in eenzame grootheid op, als in een
uitgestorven dorp. Van baksteen in Romaanschen stijl gebouwd ,
draao-t hij de teekenen van eerwaardigen, maar nog krachtvollen
ouderdora. Dat zekere Di d e r i k G e r b r a n d s z . reeds voör 954
de kerk te Beusichem heeft herbouwd, dat hij daarnevens een
kasteel heeft gesticht en met zijn gemalin, „een dochter des
Heeren Van Speijk,” in de kerk begraven is, klinkt wat verdacht,
al mag er eenige waarheid in schuilen. Maar er was
reeds in 1131 een kerk, benevens een hof, door bisschop
Andries van Cuyck aan het kapittel van St. Jan. te Utrecht ge-
schonken. Op het eind der 13äe eeuw was deze hof in leen
(re^even aan eenen H u b e r t u s de Bo s i n c h em, uit wiens
geslacht de Heeren van Kuilenburg stammen. Maakte de land-
streek in der tijd een deel van het graafschap Teisterbant u it,
dat hij uit de Teisterbantsche graven zou gesproten zijn, is even
onbewijsbaar, als de reeks der Heeren met hunne vrouwen,
sedert 867 bij name als. zijn voorgangers genoemd. Voor zoover
bekend is, hebben deze Heeren Van Beusichem altijd de zuilen
in hun wapen gevoerd, die ook in het schild der Culemborgs
prijkten. Naar het schijnt behoorden zij dus ook tot den wijd
vertakten stam der Z u ij 1 e n s. Zweder van Culemborg verklaart
de zuilen in het wapen van zijn geslacht door het huwelijk
van een’ zijner voorvaderen met een dochter uit dat huis. Waar-
aan het is toe te schrijven, dat Beusichem n ie t, zooals te verwachten
was, gekomen is of gebleven aan het geslacht, dat het
nab urig Kuilenburg verkreeg, maar met Buren vereenigd werd,
is onzeker. Dat het door huwelijk geschied zij, is niet onmogelijk.
De oudste bekende beleening met de heerlijkheid van den lande
van Bosinchem ten behoeve van een’ Heer van Buren geschiedde
in 1403, toen Willem van Buren het leen ontving bij opdragt
van zijn’ grootvader Alard. De band met Buren kan echter van
vroeger dagteekenen. Van het kasteel, dat er vroeger geweest
moet zijn en gezegd wordt, reeds in de 10äe eeuw te zijn gesticht,
is sedert lang niets meer over. Een stuk land, eertijds
en missohien nog B e l v e d e r e genoemd, wordt aangewezen als
de plaats, waar ’t zou bebben gestaan. En daar zal dan ook wel
def oude hof *— de curtis — te zoeken zijn.
Niet ver van Beusichem ligt Z o e lm o n d , dat er burgerlijk
mede vereenigd, kerkelijk er van gescheiden is. Wij hebben
spoedig den weg längs den steenen molen, de bouwakkers en
de boomenreeksen afgelegd. Een enkele maal zou het landschap
ons aan Drenthe doen denken, door het grasplein tusschen twee
wegen, als niet de zoo kennelijke boschjes van Ravenswaai en Buren,
die wij steeds inävt gezigt hebben, evenals de welbekende stompe
toren van Wijk, ons genoegzaam herinnerden waar wij zijn.
De naam E n g e l r o d e , dien wij in ’t voorbijgaan lezen, be-
hoort wel aan een voormalig adellijk huis, en het houtgewas op
de plaats zou ons kunnen doen vermoeden, dat er nog een
heerenhuizinge kon zijn te vinden, maar wij zouden er enkel
een flinke boerenwoning aantreffen. Het kasteel was in de eerste
helft der vorige eeuw oud en niet zeer groot, in een gracht gelegen
en omringd van dreven, die zieh bijna tot die van Vredenstein
uitstrekten. Later werd het gesloopt en bijzonderheden
schijnen er niet van bekend. Het terrein van ’t voormalige land-
goed Vredenstein onderscheiden wij' ook van hier. Zijn bosschen
besloegen een groot deel van den grond tusschen Zoelmond en
Ravenswaai, en nevens de kerk was een der ingangen der plaats.
Een paar bruine beuken, die bij het huis stonden, zijn nog ge-
spaard. Ook Zoelmond lieeft bij de slooping veel verloren. Toch
is het nog een vriendelijk dorpje, met enkele deftige heeren-
huizen. De pastorie heeft een’ bevalligen bloemhof en de kerk
ligt in het hont. Klimop groeit tegen de muren van den kloeken