innert. Rondo m het plein, waarop de thans groote en aanzienlijke
kerk is gebouwd, liggen eenige huizen, waaronder de herberg, de
school, een groote, fraaije winkel, het huis van den dokter
en de pastorie. Daar melden wij ons aan en gastvrij worden wij
door den predikant, den heev G. J. R i n k , ontvangen. Aan hem
is het berigt van de ontdekking van de mnurschilderingen in de
kerk te danken, aan zijn zorg en waakzaamheid voor een goed
deel de bewaring en de voorzigtige behandeling er van, bij de
herstelling, die het kerkgebouw noodig had. De belangstellende
in deze zeldzame overblijfselen onzer oude kunst doet wel, wan-
neer hij zieh eerst aan de pastorie vervoegt. Hij kan zieh aan-
vankelijk op de hoogte stellen, door het bezigtigen van de platen,
uitgegeven door de K. Ak a d emi e van We t e n s c h a p p e n ,
vooral van die, waarop het voornaamste en best bewaarde tafereel
in zijn kleuren is voorgesteld.' Onvoorbereid, z a l’t hem welligt
moeite kosten, het geheel te begrijpen.
De oude kerk der Hervormde gemeente had in het jaar 1870
dringend behoefte aan herstelling en vergrooting. Van het schip,
dat uit de veertiende eeuw afkomstig schijnt, werden de beide
zijmuren weggebroken en door zuilen vervangen, terwijl aaniederen
kant een zijschip werd aangebouwd. Het koor, dat blijkbaar uit
wat later tijd dagteekende, kon onveranderd blijven,. maar de
toestand der muren eischte voorziening. Bij het wegnemen van
den predikstoel, die tegen den Westelijken wand stond, kwam
eenig oud en zeer beschadigd schilderwerk voor den dag, waaruit
bleek, dat hier een voorstelling van h e t l a a t s t e o o r d e e l had
gestaan. De predikant R i n k gaf terstond prof. Mol l hiervan
kennis, en dr. C. L e e m a n s kwam te Bathmen. ’t Bleek echter,
dat de voorstelling te veel had geleden en ook van te weinig kunst-
waarde was, ¡dan dat behoud mogelijk of wenschelijk zou zijn.
Ook bij het afbreken van het overige muurwerk van het schip
werd niets van belang meer gevonden. Maar toen het koor onder-
handen genomen werd, met de voorzigtigheid, waartoe de reeds
* De plaat in deze all. is een verkleinde, maar zeer naauwkeurige eopie.
gemaakte ontdekking noopte, bleek het, dat hier de oogst veel
rijker en merkwaardiger kon zijn. De heer Ri n k verzuimde niet,
terstond kenners en kunstvrienden te waarschuwen en hield in-
middels naauwlettend toezigt. Gelukkig vertoefde juist de kunstschilder
L. L. K 1 e y n — thans hofschilder van prinses Ma r i a n n e ,
wiens penseel de zalen in den Wi l lemstoren te Dillenburg versiert
— bij zijn’ vader op het huis Dorth. Door zijn langdurig verblijf
in Italie en zijn eigenaardige Studien met kerkelijke kunst en muur-
schilderingen bekend geworden, was hij uitstekend berekend voor
de moeijelijke taak, om van het allengs ontdekte naauwkeurige
doortrekken te leveren en het vervaardigen van getrouwe afbeeldingen
mogelijk te maken. Ook het kerkbestuur werkte mede en
zoo vereenigden zieh allerlei günstige omstandigheden. De H. H.
Leemans en V. de Stuers lieten zieh niet wachten. Belangstellenden
in menigte stroomden dien zomer naar het stille en vergeten
Bathmen.
Merkwaardig is vooral de groote en vrij goed bewaarde muur-
schildering tegen den Z. koorwand, in het vak, dat zieh onmiddellijk
aan het schip aansluit. Het grootste gedeelte er van is ingenomen
door de voorstelling van de 10.000 Martelaren, — Christensoldaten,
volgens de legende op last van den Romeinschen keizer
H a d r i a n u s ter dood gebragt. De keizer zelf woont de straf -
oefening bij. Eenige slachtoffers worden buiten de poorten der
stad geleid, anderen worden over de muren in scherpe dorens
geworpen. Op den voorgrond sterven reeds velen den marteldood,
deels in de dorens, deels aan kruisen, terwijl een bisschop
waarschijnlijk He rmo l a e u s — op afschuwelijke wijze gefol-
terd wordt. In den hemel ontvangen Christus en de H. Maagd
de zielen der martelaars. De beide geknielde figuren, buiten verband
met het tafereel, zijn zonder twijfel de schenker van de
schilderij en zijne gemalin. Jammer, dat wapens of andere onder-
scheidingsteekenen zijn verdwenen. Vermoedelijk zou het wapen
van den edel man wel de drie roode kepers, op goud van het
edele geslacht Dorth hebben vertoond. Is het werk, zooals het
kostuum schijnt aan te wijzen, uit de laatste helft der 15äe eeuw,