een lange laan en een digt bosch, het overschot eener voormalige
buitenplaats. En beklimmen wij een’ nog hoogeren top, dau heb-
ben wij landwaarts in ditzelfde uitzigt, maar nu veel uitgebreider
nog. Rokanje, den Briel, Nieuwenhoorn, Hellevoetsluis, Nieuw-
Helvoet — een groot deel van het eiland zien wij. Maassluis en
Vlaardingen ontwaren wij van verre, evenals Goeree, Stellendem
en de duinen van Oudorp. De riviermonden en de zee zien wij
blinken en een’ grooten waterplas, midden in het duin. Een rijk
en prächtig panorama is het daar boven! Daar is ook voor de
verder afwonende opgezetenen van het eiland gelegenheid, het
te genieten. In de populierenlaan achter den vijver met het
beeid — bij nadere kennismaking blijkbaar een oud galjoenbeeld
van een schip — woont een jager of boschwachter, waar men
uitspannen kan. Het bosch heet: de r o n d e we i , zooals op het
hek staat te lezen.
Yan hier tot den Briel is de weg tamelijk vervelend: wei- en
bouwland, met de lange boomenreeks van den Hellevoetschen
straatweg in de verte. Het gehucht Ti n t e , dat wij doorkomen,
heeft eenige huizen en een school. Overigens is de landstreek
eenzaam en stil. Behalve enkele groepjes wieders, zien wij op het
veld geen arbeiders. De Brielsche toren is natuurlijk steeds in ’t
gezigt en ook van verre reeds zijn de torens derkapel van Rugge
te onderscheiden. Zijn wij eindelijk zoover gekomen, dan blijft ons
nog een bezoek over aan die door Roomsch Catholieken sedert
eenige jaren druk bezochte bedevaartsplaats. Voor eeuwen stond
daar de parochiekerk van Rugge. Heer Hu g o van He e n v l i e t
stichtte er in 1404 een priory van reguliere kanunniken, die onder
het kapittel van Windesheim stond. Het klooster was rijk gegoed
en stond in hoog aanzien. Na de inneming van den Briel werd
het verbrand en een treurige vermaardheid verkreeg h e t, door
den wreeden moord, in de kloosterschuur op negentien priesters
gepleegd. Prins Willem keurde het strengelijk af en den graaf
van der Mark kostte het de vrijheid, maar daarmede was de
gruwel nog niet ongedaan te maken en de vlek, door Lumey’s
woeste wraakzucht op de goede zaak geworpen, niet uit te wischen.
Duizenden bedevaartgangers stroomen jaarlijks naar de kape ,
,m de herinnering te vieren aan de, „Gorlmmsche maite aren 1 te drinken van het water uit de put, waaraan een genezende
„acht wordt toegeschreven. Die put is thans een oyaal bassin,
met steenen wanden, trappen en een qzeren hek. Daar omheen
is een omgang met een groot kruis boven de begraafplaats
martelaars en een mime kapel is er aan verbonden. Alles M om
Onze togt is volbragt. Wij doorkruisen weer de lange straten
pan den Briel en zoeken de stoomboot, die aan het emde er
haven aan den hoek van het Maarland ligt. Weldra doen haar
räderen het water schuimen, wij stoomen längs de wa en e
haven ■ de rivier ontvangt ons op haar breede wateren De
kust van het eiland, met haar ons nu zoo welbekende streken,
blijft ons. nog eenigen tijd ter zijde. Maar als zij emdehjk uit ons
oog I verdwenen, dan is daarmede nog de herinnering met verloren
aan de liefelijke lentedagen, in h e t l a n d van Vo o r n e
A A N TE EKE NI NGE N. ^
Behalve de gewone bronnen, had ik ten gebrnike een handschrift van
J a n Klu i t , aan het Brielsche archief behoorende.. De Heer J. Kmjper Hz.
gaf in 1882 eene Ges ch i e d- en a a rdr i jksknndig e b e s t r g v in g
van He e n v l i e t nit, die om veel plaatselijke bijzonderheden brmkbaar is,
maar door beter ordening en bewerking van de stof vnj wat zou hebben gewonnen.
Omtrent Ra v e s t e in schreef mij de heer arohrvaris V an den
Bergh, dat op het rijksarchief niets te vinden is. De afbeeldmg van hot
Slot op de kaart zal wei fantasie zijn; I gebonw — j
ruine niet te herkennen. Ook van Le e nwe n s t e in is niets bekend. B 1 ijden-
^ . ti _ i. 7 mml o r V fl. n