klomp van den Wo u d r i c h ems c h e n toren tegen den helderen
hemel af en ver daarachter schemert de hooge toren van G o r te
um. Wij staan gereed, voor eenigen tijd de boot weer voor
den vasten wal te verwisselen en een bezoek te brengen aan een
der merkwaardigste gebouwen van Noord-Nederland.
Te Woudrichein stappen wij af. Günstig aan de breede en
diepe rivier gelegen, werd het de hoofdplaats van het land van
Altena, sedert 1466 met stedelijke regten begiftigd. Zij was echter
destijds reeds een achttal eeuwen als een marktvlek van eenig
aanzien bekend en haar kerk wordt genoemd onder die, welke
Suitbert heeft gebouwd. Hooge Heeren kwamen er meer dan
eens zamen. In de jaren 1284 tot 86 zag zij herhaaldelijk de af-
gezanten der naburige Brabantsche, Geldersche en Hollandsche
vorsteu, tot de zoogenaamde //parlementen” vergaderd, vruchte-
loos beproevend, de hangende geschillen te regelen omtrent de
rijke Limburgsche erfenis, die in den bloedigen slag van Woe-
ringen zouden worden beslist. In 1348 verbonden zieh hier de
graaf van Holland en de hertog van Gelder tot onderlinge hulp
en bescherming. In tegenwoordigheid van tal van edelen werd er
in 1419 tusschen Jan van Beijeren en Jan van Brabant, den
listigen neef en den onbeduidenden echtgenoot der kloeke gravin
Jacoba, een verdrag gesloten. Genoot de stad aldus de voordee-
len van haar ligging, ook de nadeelen bleven niet uit. J a n van
Ar k e l kwam er in 1405 met zijn Gorkummers plünderen en
branden. De Gelderschen verrasten haar in 1521 en namen er
den graaf Hoorne zelven gevangen. De Spanjaarden namen haar
in 1574, en ter naauwernood ontkwam zij door het dralen van
Cl a u d e la Ba r l o t t e in 1599 aan een tweede verovering door
die ongewenschte gasten. Sedert bleef zij als vesting van eenige
waarde, maar haar belang voor de geschiedenis werd onbetee-
kenend. Zij behoort thans tot Noord-Brabant, evenals het gansche
land van Altena, in 1815 met die provincie vereenigd.
Aan de gevaren van den krijg, waaraan zij heeft blootgestaan,
herinneren de kogels, in den muur der oude, teekenachtige
Wa t e r p o o r t , vlak bij de aanlegplaats der stoombooten, ge-
metseld. Dat. zij als een der hoofdzetels der zalmvisschenj tal van
visschers huisvest, bewijzen de netten en de groote waterlaarzen,
die wij bij onze wandeliüg door de stad overal zien te droogen
hangen. Overigens valt ook het voorkomen der huizen met tegen
en zij schijnt in tamelijk welvarenden toestand te verkeeren. Ne-
vens straatjes voor We i s s e n b r u c h , vinden wij er niet weinig
voor den schilder minder aantrekkelijke, maar daarom toch geens-
zins verwerpelijke nieuwe heeren- en burgerhuizen. Lang behoe-
ven wij er ons niet op te houden, want de plaats, die zij tusschen
haar beplante wallen beslaat, is niet groot. Men zegt,
dat. zij vroeger veel uitgestrekter was en buiten haar latere muren
moeten de fondamenten van vrij wat huizen zijn opgedolven.
Verreweg het belangrijkst is haar ruime, nette kerk en vooral
haar inderdaad schoon gebouwde toren, van rooden steen met
witte banden opgemetseld en als bezaaid met uit steen gebeitelde
menschenhoofden. Werd er voor eenige jaren geklaagd, dat hij
zoo deerlijk in verval was, sedert werd met kracht de hand aan
de herstelling geslagen en veel meer kan er nu van getuigd
worden , dat hij goed onderhouden is , gelijk het uitnemend fraaije
bouwwe’rk verdient. Er zijn ook eenige belangrijke oude gevels
gespaard , al verloren de meesten den top en daardoor een deel
van hun sierlijkheid. Wie hen zien wil — en dat zijn zij ten
volle waard — behoeft niet ver te gaan. Hij vindt hen allen naast
en tegenover elkander, als hij de Waterpoort is doorgegaan en
dan links omslaat, op de Ho o g s t r a a t , den grooten nvierdijk.
Sommigen er van zijn zoo achter de boomen verborgen, dat hij
wel goed mag opletten, als zij hem niet ontsnappen zullen. Zij
dragen meest allen hun’ naam en het jaartal hunner stichting op
een’ gevelsteen: d e S a l ama n d e r , 1606; d e Y e r g u l d e En-
gel , 1593; in ’t He r d t , 1603; in d e n v e r g u l d e h e i m ,
1609 ; — zonder naam of datum is iets verder de gevel van een
spekslagerswinkel, die ook nog veel eigenaardigs behouden heeft.