kieslijk boven den arbeid in de werkplaatsen en allengs meer
is men door de ondervinding teruggekomen van de meenmg der
oprigters, dat de landbouw vooral aanbeveling verdiende. De
meeste knapen uit de steden waren tegen dit zware werk met
opgewassen, de vooruitzigten voor boerenknechts niet günstig.
Zooais de fraaije boerderij bewijst en de graanakkers aanwijzen ,
wordt ook de landbouw er beoefend, zelfs beeft de colonie be-
trekkelijk te veel bouwgrond, maar veefokkerij, melkerij en boter-
bereiding treden tocb hoe langer hoe meer op den voorgrond.
Door een doelmatig stelsel van bevloeijing prijken de weiden
met overvloed van gezond en krachtig gras. Wij kunnen het
opmerken, als wij längs de „tuinweide” met haar prächtige brume
beuk , — voor een paar jaren nog een schrale en wel wat ver-
leidelijke appelboomgaard — naar het rüstige, door houtgewas
omringde en overschaduwde kerkhof wandelen.
In het midden van den akker der dooden Staat het een-
voudige gedenkteeken op Suringar’s graf. Hij rust er te midden
zijner jongens, die op Mettray gtestorven zijn.
Wij keeren terug naar het plein, en werpen nog even een’
blik op enkele historische boomen, die er welig groeijen: deze
bruine beuk werd door den koning in 1853 geplant; gindsche
■kastanjes door twee van Mettray’s oudste vrienden, Jhr. Mr.
B. J. P l o o s van Ams t e l en Ds. H. M. B e r n s ; van dien
notenboom werden de vruchten altijd voor „vader Suringar” ver-
zameld; die beide oudvaders zijn nog overgebleven uit den tij d ,
toen Rijsselt nog een heerenhuizinge was. Maar zijn wij mmid-
dels het hek van het afgesloten terrein weer doorgegaan, wij
hebben daarmede de colonie nog niet verlaten. Eerst nog een'
bezoek in het nette kerkje, waar iederen morgen een körte,
eenvoudige godsdienstoefening wordt gehouden, die bij afwisseling
door den directeur, den adjunct-directeur en den hoofdonder-
wijzer wordt geleid, terwijl er des Zondags zoowel ’s morgens
als ’s avonds naar de' vatbaarheid en behoeften der kweekelingen
een stichtend en opwekkend woord wordt gesproken. En als wij
nu eindelijlc de flinke boerderij hebben bezigtigd , met haar stallen ,
haar paarden, melkkoeijen en mestvarkens; haar werktuigen en
toestellen, haar’ melkkelder en haar hooi- en graanbergen, dan
hebben wij het voornaamste gezien en wij kunnen met een woord
•van dank en Sympathie en met een’ hartelijken wensch om zegen
op zijn’ moeijelijken, gewigtigen arbeid, afscheid nemen van den
wakkeren directeur.
Rijsselts geschiedenis omvat reeds eeuwen. In 1105 wordt de
naam Ri sl o genoemd als die van een’ boofdhof, aan de St. Peter-
en Walburgiskerk te Zutfen behoorende. De hoeve werd een
adellijk huis, een der havezathen van het graafschap, lange jaren
door edele geslachten bezeten en bewoond. Maar onbelangrijk
is zijn geschiedenis, totdat het hooge huis vervangen wordt door
de stichting der menschenliefde, waar verwaarloosde, verwilderde
kinderen des volks een plaats des behouds kunnen vinden, waar
zeer zeker niet allen, die er werden opgenomen, ook inderdaad
behouden zijn, maar wier naam toch door honderden wordt ge-
zegend, om wat zij er gevonden hebben en geworden zijn.
Over den opgehoogden weg, die het IJselwater keeren moet,
längs de woningen van tuinbaas en smid en voorbij de boom-
kweekerij verlaten wij het grondgebied van Mettray, om te midden
van een vriendelijk landschap met korenvelden, kleine hof-
steden en boschjes den grintweg van Zutfen op Gorssel te be-
reiken. De Deventer spoorbaan loopt niet ver van den weg, kenbaar
aan haar hoogere ligging en haar telegraafpalen. Ons naaste doel,
het schoone landgoed J o p p e , ligt. aan de andere zijde dier baan,
aan den grintweg tusschen Gorssel en Bathmen. Voor verdwalen
is dus geen gevaar, al slaan wij op goed geluk een der bosch-
paden ter regterhand in. Wij moeten altijd tegen den spoordijk
stuiten, of op dien grintweg uitkomen. Liever zoeken wij dan
ook in de bosschen ons fortuin, dan dat wij altijd de gebaande
wegen houden. Missen wij daardoor het dorpje Gorssel, wij kunnen
ons dit gemakkelijk getroosten.