met glad gras begroeiden rand den toren rond te wandelen. Een’
knaap had het bijna het leven gekost en ’t is dan ook streng
verboden, zieh te wagen buiten de openingen, die eertijds toe-
gang gaven tot de galerij. In oorlogstijd konden door openingen
in den vloer de werkzaamheden des vijands aan den voet van
den toren worden belemmerd. Een steenen wenteltrap leidt naar
de verschillende verdiepingen en naar het plat van het traptorentje,
waarvan het uitzigt ruim en rijk is. De drie benedenste verdiepingen
zijn gewelfd. De kelder is thans een petroleumbergplaats;
daarboven vindt men een vertrek, welks fraai gemetseld gewelf
door een zuil wordt gesteund, en in wiens diepe vensternissen
kruisvormige schiet- en kijkgaten zijn aangebragt. Een vorige
kasteleines plagt te verhalen, dat hier de gevangenis was, en
de gevangenen met zweepslagen rondom die zuil werden gejaagd.
Anderen zoeken hier de kapel, maar die was — blijkens den merk-
waardigen inventaris, na den dood van bisschop Filips van Bour-
gondie opgemaakt —■ niet in dezen toren. De smalle openingen in
den muur schijnen bepaald voor geschut bestemd te zijn geweest.
Boven dit gewelf ligt de tegenwoordige woonkamer van het
gezin. Een der diepe vensternissen is tot een slaapkamertje afge-
schoten. Wij vinden er een’ Gothischen schoorsteen uit de 15de
eeuw en daaronder de sporen eener oudere versiering, het over-
bhjfsel van den kraagsteen van een’ vroegeren schoorsteen, die
een gebaarden kop vertoont. De consoles van het gewelf zijn
versierd met figuren, naar het schijnt geopende doozen met schrijf-
gereedschap. Welligt was deze zaal bestemd voor den klerk, of
tot bewaring van het archief. In den grooten ronden toren werden
althans allerlei rekeningen, brieven, concordaten, registers
enz. bewaard, alsmede ’s bisschops muntijzers. Maar in bisschop
Filips’ tijd was „de scrijfcamer boven op ten huyse.” Men vond
daar, behalve beddegoed, „een vuyl cantoer van eyken plancken
en een boeckas.” Hier zouden wij ’t liefst „de earner van mijn
Heer v a n B o u l e r ” zoeken, het rijk gemeubeld vertrek van
een’ aanzienlijk edelman. Daarboven was nog een slaapkamer en
nog hooger woonden „Gillam en Koyermenneken” in een tamelijk
wel gemeubeld vertek. Thans is boven de woonkamer een vertrek
, waar de bezoeker des verkiezende kan uitrusten en zieh
van een glas bier voorzien. De glazen in het in den muur uit-
gespaarde kastje behoeven niemand te ergeren. Zij maken aan-
schouwelijk, hoe zulke holten in den muur, die men in alle
burgruinen vindt, werden gebruikt, maar het woordje „vergun-
ning” Staat niet op het slot Duurstede te lezen.
Nog hooger is een kamertje, eveneens met nissen en schoorsteen.
Toen Heer R e i n o u t van B r e d e r o d e in 1470 door bisschop
David was gevangen genomen, bleef hij eerst geruimen
tijd in een kamer van het kasteel, waar hij herhaaldelijk feile
pijnigingen moest doorstaan. Later werd hij „boven op den grooten
toren” gelegd, met zware boeijen aan de beenen en bleef er
omtrent een maand lang. Dit vertrek was dus vermoedelijk de
laatste kerker van den wreed mishandelden man, wiens broeder,
de domproost, nog gevangen bleef nadat Heer Reinout reeds lang
onschuldig was verklaard. Reinouts bastaardzoon W a l r a v e n ,
wiens harde gevangenschap en stoutmoedige ontvlugting in elke
beschrijving van het kasteel wordt verhaald, schijnt in een der
bovenvertrekken aan den voorkant van het huis opgesloten te
zijn geweest. Hij liet zieh althans aan een snoer, van zijn ver-
scheurde kleederen vervaardigd, in de gracht afzakken en kwam,
na overgezwommen te zijn, bij het voorwerk teregt. Deze toren
was dus wel zijn kerker niet.
Tot plaatsing van het geschut zijn wel die borstweringen met
hun ronde openingen in de vensternissen ingerigt. Ook de sleuf,
waarin het kanon, na afgevuurd te zijn, kon terug loopen, schijnt
in den vloer te herkennen. Op den grooten toren stond „een
ijseren vogelaer met drie cameren” en' van de overige „artillerye
op Duyrsteden” zal hier nog wel een en ander geplaatst zijn
geweest.
Allengs zijn wij hooger en hooger geklommen. Telkens ruinier
wordt het uitzigt uit de vensters of uit de deuropeningen,
die vroeger toegang gaven tot de aan den toren grenzende ge-
bouwen. Van het plat van het traptorentje, door de ijzeren, vrij