60 DE KOEPEI, VAN VIRUI.Y.
waterwerken op S o n s b e c k liet aanleggen, gaf hij veel geld
voor groote keijen, zooals de heide ze hier en daar oplevert.
Nu had een burger uit dezen omtrek, niet om groote scheutig-
heid bekend, een perceel akkermaalsbosch in Tasselt gekocht.
Daar lag een reuzenkei. Dat scheen onzen vriend een fortuintje.
De groote steen werd aan Sonsbeek tegen goeden prijs verkocht ,
maar vrachtvrij moest hij geleverd worden. Hoeveel paarden sleep-
ten de zware vracht längs de onbegaanbare wegen! Hoeveel tien-
tallen guldens gingen aan arbeidsloon verloren! Eindelijk is de
kei ter plaatse zijner bestemming. Nu verschijnt de deurwaarder
met de insinuatie, om den wederregtelijk en zonder vergunning
van den eigenaar weggevoerden steen weer terug te brengen
naar zijn plaats. Voor grof geld moest de steen worden terug
gekocht, om een dreigend proces te voorkomen en de ongeluk-
kige kooper had een gevoelige les gehad. Voortaan houwt men
het gekochte akkermaalshout, maar laat de steenen liggen.
Längs heidevelden en dennen, berken en sparren, hakhout
en beuken, met heerlijke vergezigten op de bosschen van Rheder-
oord en in diepe valleijen, of op golvende vlakten, waar boven
de Zutfensche toren uitkomt tegen de blaauwe bergen in ’t ver-
schiet, loopt de grintweg naar „den koepel van Viruly” , een
der teregt vermaarde punten in deze landstreek. Wat rijk en
heerlijk panorama! Op den voorgrond de bosschen met hun tinten
van grijs en geel en ligt groen, daarachter de heide, purper en
bru in , met witte zandduinen en groene korenvelden, verder in
de houtrijke vlakte, door de zon verlieht® tal van torens -r-
De v e n t e r , Zu t f e n , Br ummen, Doesburg, Doet inchem,
de molens en torens van D i dam, het groote kasteel van Eng-
h u i z e n , de blinkend witte muren van B i n g e r d e n . Welk een
ruim en bloeijend landschap overzien wij van deze hoogte aan
den zoom van het bosch!
Wie niet al te ver den togt wil uitstrekken, kan hier wel-
voldaan terugkeeren. Wij gaan verder, door de sparrenlaan op
en af, onder ’t genot van schoone doorkijkjes op blaauwe bergen
en purperen heiden, of op donkere bosschen aan het einde van
zandio-e paden, in >t akkermaalshout gebaand. Een enkele schaaps-
kooi, een denzame hoeve, eertijds een branderij, nu de bezitting
van een’ heereboer, een ruime ontgonnen vlakte, met bouwakkers
en weiden, weêr lanen en steile wegen met ruig begroeide kanten,
jonge half vermeide sparren, waartegen de herten hun gewei
komen schüren, weêr vergezigten op den Rouwenberg of de Mid-
dachter bosschen, — zoo bereiken wij onder gedurige afwisseling
van tafercelen den P r i n s Wi l l ems b e r g , waarop naar ouder-
wetschen tränt eenige breede lanen aanloopen. Het terrein van
het Onzalige bosch hebben wij verlaten voor „de PI an t a g i e” ,
door prins Wi l l em II aangelegd en later do.or zijn’ zoon aan-
merkelijk uitgebreid en verfraaid. Thans is ’t een particulière
bezitting, evenals de C a r o l i n e n b e r g , die den naam bewaart
van de dochter van prins Wi l l em IV en dien wij bereiken, na
een lange beukenlaan, een deel van den „Ko n i n g swe g ”, waar-
uit wij wel nog veel woeste gronden en uitgestrekte akkermaals-
bosschen overzien, maar toch ook de teekenen opmerken, dat
wij de bewoonde wereld naderen. Zelfs zien wij de spoorbaan
in de vlakte, hier een zoo vreemde verschijning ! Op den top
van den Carolinenberg Staat een linde met een bank. Veertien
lanen loopen van hier in alle rigtingen als stralen uit een mid-
delpunt. Men zegt, dat aan het einde van elke laan een toren
is te zien. Dit nu kan tegenwoordig niet waar zijn. Nu het hout
is gegroeid, geeft meer dan ééne laan slechts een uitzigt in het
bosch. Maar toch onderscheiden wij inderdaad de torens van
Hoog E l t e n , Di e r e n , S p a n k e r e n , Do e s b u r g , Zu t f e n
en De v e n t e r juist voor de opening tusschen de donkere taken
loofgewelven en in een der lanen zien wij wrel geen toren,
maar een’ mensch, den eersten, dien wij op den ganschen togt
door dit eenzaam oord hadden aanschouwd. Een andere laan geeft
ons het verrukkend schoone tafereel te genieten van de onder-
gaande zon, met haar wonderbaren gloed van goud en purper
en violet, speiend op de heide en op de dennenstammen. Wij
hadden hier op geen treffender, indrukwekkender oogenblikkun-
nen komen !