Tegenover de Nederlandsche natie, zooals zij door haar geschiedenis
gevormd is, Staat Brabant nog altijd eenigszins als een vreemde-
ling; Het heeft niet gedeeld in de groote gebeurtenissen, die op
de Noordelijke gewesten hun’ Stempel hebben gedrukt. Op zijn
oude hertogen bebben wij minder betrekking, dan op de Hol-
landsche graven, de hertogen van Gelder, de bisschoppen van
Utrecht. De herinnering van vroegere vijandschap, toen aller hand
tegen allen was, is niet uitgewischt door lateren gemeenschappe-
lijken strijd en zegepraal. In de dagen der Republiek was Staats-
Brabant als een overwonnen land, veel meer tot Spanje en Oosten-
rijk, dan tot H.H. Hoogmogenden geneigd. Met onwil droeg de
overgroote meerderheid de heerschappij der kleine minderheid.
Met gejüich werden de Eransche troepen begroet, omdat zij de
tfGeuzen” zouden verjagen. Hoe fei van weerszijden de verbitte-
ring was, geeft de Re i z e d o o r de Maj o r y op iedere bladzijde
te lezen. Oisterwijks geschiedenis heeft weinig anders teverhalen,
dan hoe de Gelderschman herhaaldelijk het dorp heeft geplunderd,
hoe de Geuzen kerk en kloosters verwoestten, hoe Lumey’s benden
den Gorkumschen martelaar Johannes van Oisterwijk hebben ver-
moord, hoe de Protestanten tot het einde der vorige eeuw.de
Schoöne hoofdkerk in bezit hadden. Het sch ijnta lsof dergelijke
onaangename herinneringen de eenigen zijn'; uit de aanraking
met de overige gewesten overgebleven. De volksaard, de gods-
dienstige opvatting vooral, heeft sinds eeuwen een wijdeendiepe
kloof gegraven, tot groote schade voor de wederzijdsche waar-
deering en de hartelijke zamenwerking:. Veelbeteekenend zegt de
sehrijver van de opsteilen over den Oisterwijkschen dichter pater
A d r i a n u s P o i r t e r s , S. J . 1 dat hij alleen door Gatholieken
in zijn vol le waarde geschat kan worden, gelijk Jacob Gats
door de Calvinisten. Dit geldt ook in ruimer zin van alle open-
bäringen van het volksleven. Als vreemdelingen rondwandelend
in de schoone landstreek, behoeven wij niets te bespeuren v an
het verschil tusschen Noord en Zuid, gelijk wij op onze zwerf-
1 H., J.. Allard in den Almanak voor Ca th o l i e k e n 1872 en ’73.
togten door het vaderland ons nergens in staatkundige of gods-
dienstige vraagstukken hebben te mengen. Onwelwillendheid ont-
moeten wij nergens; voorkomendheid en vriendelijkheid ondervin-
den wij in Brabant ten minste evenveel, als elders. Maar als wij
de geschiedboeken en plaatsbeschrijvingen opslaan, dan komt
daaruit, een andere geest ons tegen, dan waaraan wij gewoon
zijn, dan missen wij de punten van aanraking, waardoor be-
woners van verschillende gewesten tot kinderen van een vaderland
worden. Het verledene is niet ongedaan te maken, maar
wie er iets aan kan doen, om liever dat verledene te doen be-
grijpen , dan oude grieven op te rakelen, die doet een goed werk.
En de belangstelling ii§n de in zooveel opzigten merkwaardige
provincie, waarvan wij ditmaal een der schoonste gedeelten be-
zochten , kan er slechts door worden verhoogd, als door vollediger
kennis van haar geschiedenis het gevoel van gemcenschap wordt
verlevendigd "bij landgenooten , d ie , vroeger door velerlei dingen
gescheiden, door den loop der gebeurtenissen tot een volk geworden,
ook inderdaad een moeten worden door de Sympathie,
uit wederkeerige waardeering geboren.