Wij hebben gisteren en heden menig scboon en liefe! ijk land-
schap gezien, en als wij beslissen moesten, wat ons het meest
had aangetrokken, dan zon de keuze niet gemakkelijk zijn, maar
dan zou zeker de beek bij Walien, nevens de poel bij Willink,
om de eereplaats dingen.
De grintweg tusschen Eibergen en Winterswijk, waarop de
laan van Walien uitkomt, geeft ons niet veel bijzonders meer
te zien. Hij loopt längs dennenboschjes en booge bouwakkers,
niet ver van een woning, als ’t Me l a t e n h u i s bekend, een
droevige herinnering aan een vreeselijke krankheid te midden
der vriendelijke natuur. Wij hebben een fraai gezigt op Bet dorp
met zijn fabriekschoorsteenen, zijn’ molen en toren en het donkere
hout van zijn kerkhof; en wel voldaan over de wijze waarop wij
onzen tijd hebben besteed, dankbaar aan onze gidsen, die ons
in de gelegenheid hebben gesteld, in dien betrekkelijk körten
tijd nog zöoveel van den omtrek te zien, keeren wij terug in
het dorp, waarvan wij straks afscheid zullen moeten nemen.
Wij mögen echter nog niet scheiden, voordat wij een be-
zoek hebben gebragt aan het sieraad van Winterswijk, — zijn
Ri jks Ho o g e r e Bu r g e r s c h o o l met driejarigen cursus. ’t Is
een vrolijk, goed ingerigt en doelmatig gebouw, in 1870 geopend.
De vertrekken zijn ruim en luchtig en goed verlieht, zooals de
wet het voorschrijft. Omtrent de localen is dan ook niet veel
eigenaardigs op te merken. Maar met het oog op de landbouwende
bevolking, in wier midden zij gevestigd is, en door wier kinde-
ren zij ook in tamelijk voldoenden getale wordt bezocht, is de
aandacht vooral gewijd aan hetgeen voor haar bovenal van belang
geacht kan worden. Er is een uitstekend käbinet van N a-
t u u r l i j k e Hi s t o r i e , waarin wij de meeste inlandsche roof-
en zangvogels vertegenwoordigd vinden en waarin vooral een
hoogst belangwekkende verzameling vogelnesten onze opmerk-
zaamheid boeit. Voorts is er een aardige verzameling voor mineralogie
en geologie en een voortreffelijk kabinet van physische
instrumenten, allen van den nieuwsten tijd. De groote tuin is
ingerigt voor het botanisch onderwijs, en daar de omtrek van
Winterswijk voor geologie en botanie veel merkwaardigs heeft,
wordt druk gebruik gemaakt van de gelegenheid tot weten-
schappelijke wandelingen met -de leerlingen, onder leiding van
den directeur, die ook ons bij onze omzwerving menigmaal op
den rijkdöm en de belangrijkheid der flora wees.
De school wordt gemiddeld door 25 leerlingen bezocht, waar-
onder 3 tot 5 meisjes. Meer dan een schölte zond er zijn kinderen
niet zonder vrucht voor hun algemeene ontwikkeling, en wij ont-
vangen den indruk dat Winterswijk door zijn geschiedenis en
zijn ligging gerekend möge worden, tot den »Achterhoek te
behooren, dat er uit zijn eeuwenlange afzondering nog wel wat
»aohterhoeksch” mag zijn overgebleven, maar dat het er ook
geenszins ontbreekt aan krachtig bloeijend leven en dat het in
zieh en rondom zieh veel vereenigt, waarom menig niet achter-
hoeksche plaats het benijden mag.