en gedenkschriften van koningin Ma r i a , door de bezitster met
navolgenswaardige onbekrompenheid uitgegeven en die , vereenigd
met brieven op het huis Twi c k e l be rustend, zulk een vrien-
delijk licht over het beeid der edele vorstin verspreiden. De
talrijke schilderstukken, meest portretten van gekroonde hoof-
den, belangrijke personen of familieleden, niet het minst een uit-
nemend sieraad van het huis, zijn echter te zien. De R e e d e ’s
en B e n t i n c k ’s bekleedden hooge posten, aanzienlijke gezant-
schappen, invloedrijke krijgs- of staatsambten. Met menig merk-
waardig persoon van hun’ tijd kwamen zij in aanraking en van-
daar de rijke verzameling afbeeldingen in hun kasteel. Reeds
terstond bij de intrede in de ruime vestibule zien wij de levens-
groote portretten van koning Ch r i s t i a a n V van Denemarken
en zijne gemalin. — Go d a r d Ad r i a a n van Re e d e , de vader
van den graaf van Athlone, was ambassadeur geweest aan diens
hof. — De groote zaal, tegenover den ingang, prijkt met de
portretten van den koning van Engeland en diens vriend, den
eersten graaf van Portland, van wiens tweeden zoon de tegen-
woordige eigenaars van Middachten afstammen. — Diens portret
hangt in de zitkamer naast de zaal. — Roven de deur der zaal
is een jagtpartij van den Pruisischen monarch P r e d e r i k Wi l l
em I voorgesteld. In de zoogenaamde kleine zaal vinden wij
tal van merkwaardige afbeeldsels : den grooten keurvorst met
Lo u i s e H e n r i ë t t e , prins Wi l l em II, Preder ik Wi l lem I
van Pruisen, Wi l l e m V en „ W i 11 e m ij n t j e ,” Nederlands
eerste koningin, prinses Ma r i a n n e , voorts den markgraaf van
B r a n d e n b u r g Ansp ach, den zwager van den (/grooten Frits’^
den „ouden Dessauer”, E u g e n i us van Savoye, meteenwond
aan het hoofd, den laatsten graaf van Al d e n b u r g , wiens titel
op de Bentincks van Middachten is overgegaan, de beeldschoone
gravin van Be d f o r t , door sir Peter Lely geschilderd, den
tweeden graaf van Athlone met zijn gemalin, Mar ia van Nassau
Zui lens tein en hun drie kinderen. Oolc de eetzaal geeft ons
fraaije portretten te zien, in de eerste plaats van de schoone
erfdochter d e rRaesfelts, Ur s u l a P h i l i p p o t a , met haren echtgenoot,
zijn’ vader en hun’ derden zoon R e i n a r d , generaal
der cavallerie en gezant aan het hof van Fr ede r i k Wi l lem I,
die hier op Middachten heeft gelogeerd en van wiens hand een
bespottelijke schilderij met zijn geliefde grenadiers op ae boven-
zaal afkomstig moet zijn. Op dezelfde bovenzaal komt die koning
te paard nog eens voor, nevens den grooten keurvorst en eenige
van Reede’s. Ook Al b e r t u s van Oostenrijk en I s a b e l l a van
Spanje — de Middachtens waren trouwe en ijverige Roomsch-
en koningsgezinden. Prins F r e d e r i k He n d r i k en koning
F r e d e r i k IV van Denemarken hangen in de „schoolkamer” en
ook andere vertrekken bevatten nog portretten, waaronder die
van de tegenwoordige bezitster, geboren gravin van W a 1 d e c k ,
met haar kinderen en schoondochters. Een zeer fraai stukje van
een’ onbekenden meester, waarop een onbekend echtpaar is voorgesteld,
hangt in een der kabinetten. ’t Is een der schoonsten
van de verzameling, om de uitvoering zoowel van het vleesch
als van de kleeding. lets eigenaardigs is het ledekantgordijn op
de ,;eikenhouten kamer” , door de negen dochters van graaf Godard
met de naald bewerkt. Al biedt Middachtens omtrek zooveel uit-
lokkends aan, dat. onwillekeurig de voet eer naar bosschen en
lanen, dan naar huizen en schilderijen zou worden getrokken,
’t merkwaardige op het kasteel bewaard, verdiende tochten voile
onze belangstelling en wij offerden daarom zonder klagen dit-
maal het rijke natuurschoon op, voor de gelegenheid ons ge-
schonken om te bezigtigen, wat anders gesloten moet blijven ten
gevolge van sommiger onhebbelijkheid, die de fatsoenlijk gezin-
den in den lande niet genoeg kunnen afkeuren en betreuren.
Een enkele blik op Middachtens geschiedenis, voordat wij
het gebouw verlaten. Volgens de overlevering was het een der
kasteelen, door Drusus gesticht. Daarvan blijkt echter niets. Voor
’t eerst schijnt de naam in 1190 genoemd te worden, toen Jacobus
de Mi c h d a t een oorkonde van graaf Otto van Gelder mede
bezegelde. Meer zekerheid komt er in 1315, toen E v e r a r d
van Mi d d a c h zijn huis en voorburgt ten Zutfensche regte tot
leen maakte. Zijn zoon Hendrik verkreeg in 1340 het overste