dood van Floris II volgden graven van Walde c k P y rmo n t ,
uit Filips’ halve zuster Elisabeth gesproten, waarvan F i l i p s
T h e o d o o r slechts zes jaar regeerde en He n r i k Wo l r a d
reeds op 22jarigen leeftijd stierf. Maar geruimen tijd, van 1664
tot 1692, bestuurde graaf Ge o r g e F r e d e r i k , Henrik Wol-
rads oom en vroegere voogd,thans zijn opvolger, het graafschap,
al was hij gedurende zijn veelbewogen leven, aan belangrijke
staatsbetrekkingen en gewigtige oorlogsdaden gewijd, slechts
zelden op het hooge huis, dat in zijn’ tijd half verwoest en
door hem verlaten werd. Een zware slag trof het grafelijk gezin
in 1678, toen zijn eenig overgebleven zoon plotseling overleed,
binnen vijf dagen door zijn’ schoonzoon, den graaf van Erbach,
gevolgd. Toen hij, tot rijksvorst verheven, in Arolsen gestorven-
was, volgde zijn dochter, de kinderlooze weduwe des graven
van E r b a c h hem op. Zij bewoonde het nieuwe hof, maar haar
neef en erfgenaam, hertog Er n s t F r e d e r i k van Sa xe n,
vertrok na zijn hnldiging in 1714 spoedig naar zijn üuitsche
Staten en verkocht in 1720 het graafschap aan de Staten van
het kwartier van Nijmegen. De stadhouder Wi l l em IV werd er
bij opdragt dier Staten eigenaar van in 1748 en bij de omwen-
teling ging het, evenals de andere goederen der Nassau’s, voor
den laatsten stadhouder verloren.
Het oude hof verviel allengs meer en in 1735 werd het voor
afbraak verkocht, behalve de witte toren. Ook de nederhof en
de voorburgt bleven nog gespaard en de gebouwen werden deels
verhuurd, deels voor raad- en leenkamer in gebruik, tot dat in
1812 alles, wat nog over was, met den grond gelijk werd gemaakt.
De Kuilenburgsche Heeren hebben altijd de souvereiniteit in
deze heerlijkheid bezeten, al waren zij ook wegens andere be-
zittingen leenmannen van Gelder of Holland. Wel beproefde
Gelderland meer dan eens, het graafschap in de algemeene lasten
te doen deelen en zieh ook in andere opzigten als souverein te
doen erkennen, maar ’t bleef zonder vrucht en de stad was dan
ook een wijkplaats voor allerlei personen uit de andere gewesten,
die reden hadden, om geen al te naauwe aanraking met de justitie
te wenschen. Hoe Johan Dirk de Mortanje hier zijn uit den Haag
geschaakte schoone in veiligheid trachtte te brengen, en tot wat
geschillen dat aanleiding gaf, heeft van Lennep wop zijn van
Lenneps” verteld. Het archief bevat omtrent die zaak de oorspronke-
lijke bescheiden.
De stad Kuilenburg bestaat eigenlijk uit drie deelen , in vroeger
tijd door poorten, grachten en bruggen van elkander afgezonderd.
Een dier poorten Staat nog aan het einde van het ruime markt-
plein. ’t. Is de L a n k sme e r s c h e of b i n n e n p o o r t , een fraai,
hoog gebouw, tmet een koepeltorentje op het dak, dat te regt
in stand wordt gehouden, als een herinnering aan graaf Floris I ,
door wien het in 1557 in zijn’ tegenwoordigen Staat is gebragt.
De fyoude stadgwe rd, volgens ’t verhaal, aangelegd door Roelof
van Beusichem in 1144. Deze Heer had eene dochter, met Alard
van Buren gehuwd, aan wie hij zijn heerlijkheid Beusichem had
toegezegd. Maar hem werd nog op hoogen leeftijd gansch onver-
wacht. een zoon geboren en om deze niet gansch ongegoed te
laten, bouwde hij de stad Kuilenburg, die hij zijn zoon Huibert
naliet. Een;, H u i b e r t van Bo e s i c h em komt wel sedert het
jaar 1196 in de oorkonden voor, maar voor 1271 blijkt van hem,
evenmin als van andere Heeren „ die den naarn v an Be u s i c h em
dragen, met genoegzame zekerheid eenige betrekking met Kuilenburg,
en ook Zwe d e r van Cu l emb o r g , die een soort kronijk
van zijn geslacht heeft nagelaten, laat de reeks der Heeren in
1271 beginnen.
In elk geval is de ,;oude stad” het oudst, het grootst en het
belangrijkst. Zij had eertijds steenen muren en sterke torens. In
1318 had zij stedelijke regten ontvangen. De „Havendijk”, ten N .,
werd ten gerieve der schippers aangelegd door Heer Johan, dien
wij reeds als den stichter van het kasteel ontmoetten en voltooid
door zijn’ broeder Gérard. Dezelfde Heer vergrootte zijn stedeken
met de nieuwe stad ten Z ., waar hij de boeren der telkens door