tegen prins Frederik Hendrik had verdedigd, bragt hier zijn
laatste levensjaren door. Er is voorts van de geschiedenis van
het huis weinig te verhalen. Papieren en bescheiden zijn ver-
dwenen. Slechts een gebroken zerk, bij het afbreken van de
poort gevonden, gaf den naam te lezen van He n d r i k van den
P l e c k e n p o e l en het jaartal 1449. En sedert voor eenige jaren
de weinig beduidende poort met zijn' duiventoren is gesloopt en
de verwilderde grachten zijn gedempt, heeft het ook in zijn uit-
wendig voorkomen niet veel meer, wat aan zijn verleden als
adellijke hofstad herinnert. Zijn schoone ligging verloor het echter
niet. De kronkelende S l i n g e r b e e k , het overvloedige hout-
gewas, de frisch groene weiden, vormen er een liefelijk land-
schap en de watermolen met zijn wentelend rad draagt er het
zijne toe b ij, om den omtrek van den ouden Plekenpol te maken
tot een oord, waarheen de Winterswijksche wandelaren gaarne
hun schreden rigten, wanneer zij niet te ver van huis willen
gaan. Voor ons ligt het goed nog pas aan 't begin van den togt.
Onze voerman, uitstekend met de landstreek bekendSjkwijt
zieh goed van den hem opgedragen last, om ons de schoonste
gedeelten te leeren kennen. Aan den grintweg bindt hij zieh
niet en zijn rüstig paard slaat zonder tegenstreven op den wenk
zijns meesters nu eens dezen, dan weer genen zandweg in. Niet
zelden verdaten wij ook het rijtuig, om een voetpad te volgen,
of een aantrekkelijk gedeelte van den weg wat minder opper-
vlakkig te bezien. Waar de wagen ons straks moet wachten,
weten onze leidslieden wel, die menigmaal hier de bosschen en
velden doorkruisten. Voor den vreemdeling is een goede gids
onmisbaar, wanneer hij niet reddeloos zal verdwalen, of, angst-
vallig zieh aan de hoofdwegen houdende, menig fraai punt zal
voorbijgaan. Dikwijls gaat het over de boerenerven heen, waar
men geen’ openbaren weg zou zoeken, straks weer längs een
bijna onmerkbaar pad, tusschen dennen en beuken, aan den
zoom van een stil, geheimzinnig water, voorbij groene lanen en
afgelegen boschjes, waar een digt tapijt van klimop den bodem
bedekt, of tallooze planten, wild en welig opschietend, den botanicus
in verrukking brengen. Ginds kruisen zieh allerlei zand-
sporen, onder het lommer van eiken, of krachtige varens groeijen
in weelderigen overvloed in schaduw van rijzige stammen , blaauwe
klokjes wiegelen tegen hooge, met ineen gewarde braamstruiken
bewassen kanten. Hier ligt nog een strook bruine heide tusschen
het akkermaalshout. Daar steken donkergekleurde Stapels takke-
bossen af tegen het groen. Eiders is het een woester landschap,
met gevelde boomen, door eene weide met grazend vee afge-
wisseld. Overal liggen boerderijen in het hooge bout , met hun
bouwvelden en weilanden, hun schüren en arbeiderswoningen.
.’t Zijn meestal kloeke gebouwen, goed onderhouden en van
welvaart getuigend, waaronder uitgestrekte landerijen en bosch-
gronden behooren, — kleine heerlijkheden, waarop van ouds
„de Schölte” woont in het midden zijner onderhoorigen, die
huis en land van hem in pacht hebben en als vaste arbeiders
op de hoeve werken.
De „Schölten” zijn in den omtrek van Winterswijk eigen-
aardig. Ook in het Zutfensche wordt, volgens S t a r i n g , die
naam als eeretitel aan eigenaars of gebruikers van groote land-
hoeven gegeven. „ Sc höl t e S t u g g i n k ” is een vermaard per-
sonaadje. In Twenthe schijnt het in onbruik te zijn geraakt, al
kwamen daar vroeger ook de Schölten voor, en al wordt er wel-
ligt hier of daar in een afgelegen buurschap nog wel een gevonden.
Niet ver van het erve S c h ö l t e L i n d e , tusschen 01-
denzaal en Ootmarsum, ligt de oude „H u n e n b o r g ”. Ook over
de grenzen, in het Westfaalsche, worden zij aangetroffen. Tegen-
woordig is ook bij Winterswijk een Schölte een groote boer. Op
sommige vragen ontvangen wij geen voldoend antwoord. Mag
iedere groote boer zieh dien titel toeeigenen, of is die aan het
bezit van bepaalde goederen verbonden? Krijgt een der zonen
van een’ Schölte een deel van de vaderlijke bezitting — wat niet
veel gebeurt, omdat de oudste doorgaans het geheele goed e rft,
tegen verpligting van vergoeding aan zijn broeders en zusters —
en bouwt hij daarop een nieuw huis, is die nieuwe boerenplaats
dan ook een scholtegoed ? Zijn, met andere woorden, de tegen