smaakvol monument eil op de groote zerk Staat het opschrift:
d e n g e l ie f d e n d ic h t e r z i jn d a n k b a r e v r ie n d e n . Daar rust de
Gene s t e t . Aan een’ zijweg achter de kerk ligt de villa, waar
hij gestorven is. Meer in het midden van het kerkhof ligt Ber n
a r d t e r Ha a r , die zijn laatste levensjaren te Velp heeft door-
gebragt. Geen grafteeken wijst reeds van ver zijn rustplaats aan,
maar daarom zal zijn naam niet worden vergeten door zijn volk,
dat eens den rijk begaafden zanger heeft gevierd.
Yan het kerkhof is de schaapskooi niet ver verwijderd. Zij ligt
op een hoogte, door een schoone beukenlaan gekroond. Van bos-
schen omzoomde bouwvelden dalen van de helling af, aan wier
voet de trotsche kruinen van uitgestrekte boschpartijen oprijzen,
terwijl zieh het kasteel met zijn tuinen en vijvers tusschen den
gordel van eerwaardig hout vertoont. Over de toppen der boomen
heen overziet het oog een ruim en grootsch landschap,-aan den
gezigtseinder door golvende heuvelen gesloten, overrijk aan ver-
scheidenheid van tinten en lijnen. Niet ten onregte is dit heerlijk
punt vermaard als een der schoonsten onder de velen, waarop
Rozendaal roem draagt.
Een kleine wandeling längs de volieres bij de tuinmanswoning
geeft ons ter afwisseling, behalve fesanten en witte paauwen, een
aantal rashoenders te zien. Wij zeggen er van, als d’Outrein:
»’t Is meest een vreemd gebroed: somwijlen wonder klein
En somtijds wonder groot; ’t moet maar syn ongemein,
Al was het schoon dat selfs de veSren avregts stonden.”
De groote moestuinen liggen achter de kerk, die in 1757 door
L. A. baron Torek werd gebouwd en onlangs door den tegen-
woordigen Heer met een nieuw orgel werd begiftigd. Onder de
broeikassen zijn vooraj die, waar de ananas gekweekt wordt, be-
zienswaardig.
Op den hoek der groote laan lag vroeger de herberg. Die,
waar Claas Bruin in zijn’ tijd slechts een spekstruif en goeden
rijnwijn krijgen kon, lag tusschen de tegenwoordige kerk en het
schoolgebouw aan den weg naar Arnhem. Sedert een veertig
jaar is het hôtel op de hoogte tegenover het kasteel de teregt
günstig bekende uitspauningsplaats voor Rozendaals talrijke be-
zoekers. Er is thans nog wel wat anders dan spekstruif te be-
komen en de ruime koele wijnkelders in den berg bevatten keur
van edel druivennat. Maar de heer Kraijesteijn is ook een man,
die de kunst liefheeft. Hij bezit een fraaijé collectie aquarellen,
en aan de wanden der smaakvolle, in antieken stijl gemeubelde
en versierde eetzaal hangen verdienstelijke schilderstukken, waar-
onder een prächtig maanlicht van Lou i s Apol en meer dan
één tafereel van de hand van B u r n i e r , naar wien een der Rozen-
daalsche bergen is genoemd.
i,Indien ’t gerneyn gerucht niet en lieght” — zegt Slichten-
horst — wzouden er omtrent den Roosendaal voor ettelijke jaeren
onder d’ aerd zijn gevonden eenighe aerde potjens ofte emmers,
hoedanighe de Romeynen gebruyekten om daarin te verzaemelen
en bewaeren as van doode lichaemen.” ’t Is zeer mogelijk, dat
het gemeen gerucht niet gelogen heeft, al schijnt van de door
hem bedoelde vondst niets naders bekend. De hooge heide kan
hier, even goed als elders, reeds vroeg bewoond zijn geweest.
Bij Daalhuizen werden immers ook urnen opgedolven, en wie
weet wat de bodem nog in den omtrek verbergt! Bij ons ver-
blijf op Rozendaal verhaalt ons de heer Kraijesteijn van op-
gravingen, door hem voor een paar jaar met den conservator
van ’s rijks Museum van oudheden te Leiden, dr. W. P l e y t e ,
in de heide bij D e l e n gedaan. Er waren een vijftiental urnen
gevonden en vermoedelijk zou de voorraad aldaar nog niet zijn
uitgeput. De uitnoodiging, om over eenige dagen daar nog eens
ons fortuin te gaan beproeven, wordt met gulheid gedaan en
met gretigheid aangenomen. ’t Was een heerlijke lentemorgen,
toen wij het hooggelegen hotel verlieten, om den belangwekken-
den togt te beginnen. Twee wagens zijn gereed gemaakt voor den
gastheer, zijn gasten en de noodige proviand. ’t Verlof van den
VII 3