’t Verh ee r l i j k t. Ne d e r l a n d N°. 232. In bijzonderheden wijkt die af-
beelding echter belangrijk af van N°. 231 met het jaartal 1738, en nog veel
meer van een teekening van J. S t e l l i n gw e r f nit 1644, »Heell in ’tNie-
megens Quartier over Crevecoeur,” in de verzameling te Rotterdam, ’t Is
haast ongeloofelijk, dat het gebouw zoo zou veranderd zijn.
De munten, te Hedel geslagen, zijn afgebeeld in C. A. Se r rnr e , hist,
de l a s o u v e r a in i t ö de ’s He e r enb e r g , welk werk vooral over Ludolf
van Breda en zijn afstammelingen handelt.
Over Ammerzode is te vergelijken S c h o t e i s opstel in Nijhoffs Brjdragen,
Deel 4; Van Lenne p en Hofdi j k, Me rkwa a rdi g e ka s t e e l en ,
Deel II , Robid e van der Aa, Oud Nede r l a n d, en vooral het in 1870 te
London uitgegeven prachtwerk Chroni c l e s o f t h e c a s t l e of Ame l ro y ,
bij J ohn Box. Het bevat een aantal door den baron de Woelmont zelven
genomen fotograften van gezigten op het kasteel, portretten, merkwaardige
brieven en van de fraaije schoorsteenen in de groote zaal en in den hoofd-
toren. Van sommigen dier portretten zijn de schilders onbekend, maar als
van A. Dür e r s hand wordt opgegeven dat van Jan van Arkel; v an Th eu 1-
den schilderde Otto IV en zijne ge malin, Go l t z ius Ca tharina van Arkel,
Mi e r e v e i t de barones van Lockhorst, Mor e e l s e den baron en de
barones de la Ke th ul e en hare zuster. Er is dus reden genoeg, om te
betreuren, dat de merkwaardigheden op Aramerzode deels verstrooid, deels
over de grenzen gebragt zijn!
Door bijzondere omstandigheden kon ik eerst na het afdrukken van den
tekst de mij welwillend door Jhr. Mr. I. B. Verheijen, lid der l ste kamer, toe-
gezegde mededeelingen omtront Bokho v en ontvangen. Het voornaamste
uit de onder ZHWG. berustende bescheiden is opgenomen in een opstel
van Jhr. Ma r t in i van Ge f f en in den N. Brab. Volksalmanak van
1843. Heer Arent van Herlaer verkreeg de heerlijkheid van zijn’ broeder
Johan en stond haar in 1365 af aan een’.zijner bloedverwanten, J a n Oe m.
In 1398 werd Ni c o l a a s Oem te Luik beleend, in 1454 zijn zwager Heer
Hendr ik van der Aa, in 1486 Messire Jean van der Aa , ten wieus
behoeve Bokhoven in 1499 tot een baronie verheven werd. Na zijn kinderloos
af^terven in 1539 kwarn Bokhoven aan zijn nicht Anna de Har f , weduwe
van Wi l l em van Ro s s em, en reeds in het volgende jaar, door hären
dood, aan Corne l i a de Ha r f , eerst met Godf r i ed Tur ck, daarna
met F l o r i s van Gr evenbrouck gehuwd. De dochter uit het tweede
huwelijk, J o s ina van Gr e v enbr ouck, bragt Bokhoven in 1571 aan
hären echtgenoot En g e lb r e c h t van Liere. Hun zoon Di rk overleed
voör zijn ouders, in 1610, en liet by Mar i a van Rene s s e een’ zoon na,
En g e lb r e c h t II, in 1640 tot rijksgraaf verheven, gehuwd met He l ena
de Montmorency. Van dit echtpaar zagen wij de tombe in de kerk.
Hij overleed in 1652, zij was hem reeds in 1648 voorgegaan. Tijdens de
regeering van dezen Heer werd den Bosch door de Staatschen genomen.
Bokhoven bleef onzijdig grondgebied, maar bij den vrede van Munster ont-
stonden er allerlei verwikkelingen, die eerst in 1671 werden opgelost, toen
zijn zoon Thomas I g n a t iu s , f 1697, graaf van Bokhoven was. Eigenaardig
was in 1690 de twist tusschen hem en de regeering der stad ’s Hertogenbosch
, die een paar voor de schippers hinderlijke wilgen op zijn grondgebied
wilde wegruimen. Allerlei hooge Heeren kwamen er bij te pas en eerst
in 1706 vielen de boomen, terwijl den Bosch zijn 25 werklieden had laten
beschermen door 6 ruiters en 30 voetknechten. Graaf van Bokhoven was
destyds de krankzinnige ongehuwde zoon van Thomas Ignatius, Kar e l , die
eerst in 1741 overleed. Na langdurige moeyelijkheden met de erfgenamen
kwam het graafschap in 1753 aan Anne Louis Alexandre de Montmorency
prins de Robe e cq, die er, uit Parijs geweken, in 1795 zijn toevlugt
nam, maar al spoedig weér verdreven werd en in 1812 overleed. De tegen-
woordigo eigenaar is Adr i en Char l e s Guy Mar i a de Le v i s , hertog
van Mi r epoix en van San Fe rnando Lui s , grande van Spanje 1«»
klasse, gehuwd met een gravin de Merode.
Over Bern is te vergelijken : L o t g e v a l l e n van Heer F u l c o en de
abdij van Bern door W. v a n Dam v a n Brakei . In het J a a r b o e k j e
van de H. F ami l i e 1881 is een af beelding der abdij te vinden, naar
een onde schilderij. Van Lennep liet in onze Vo o r oud e r s , Deel V,
»Broeder St e v e n ” de geschiedenis van Heer Fulco verteilen.
De geschiedenis van het kasteel van Heusden is behandeld in het werk
van Van Lenne p en Hofdi j k, Deel I I ; evenzoo die van L o e v e s t e i n ,
Derde Serie, Deel I. Over Herman de Ru y t e r schreef Dr. J. G. R. A c q u o i
eene belangrijke monografie. Vorder is o. a. te vergelijken: h e t s l o t Loe v
e s t e i n door B(oonzajer) en M( erkes) en de o o r spr ong van
Lo e v e s t e in en Monnikenland door v a n Dam v a n Brake i . De
kapitein der genie G. H. Mos s e i leverde in Nijhoffs Bij d ra g en een
opstel over Loevestein in 1854. De vraag, of L o e v e s t e i n hetzelfde is als
L i e v e s t e i n werd door de Heeren Ey ck van Zui l i c h em en Quack
in eenige jaargangen van den Gelderschen Volksalmanak behandeld. Het
extract uit het leenregister van Gelderland betreffende L i e v e s t e i n , in dien
van 1874 bl. 149 medegedeeld, schijnf beslissend. Loevestein is nooit een
leen van Gelder geweest.
Blz. 422 regel 6 v. b. Staat Otto van Arkel, lees George .